2023 © Erasmus MC, Rotterdam. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Overzicht gepubliceerd op woensdag 10 april 2024 11:57.
Dit document bevat de meest actuele informatie over de master Geneeskunde voor . De opleiding heeft zijn best gedaan om de juistheid van de informatie te controleren. Aan de inhoud van dit document kunnen echter geen rechten worden ontleend.
Themacoördinator(en)
Dit is de informatie van het eerste thema ‘Inwendige geneeskunde’ van de masteropleiding Geneeskunde ‘Erasmusarts 2020’ aan het Erasmus MC Rotterdam. Thema Ma Inwendige geneeskunde is het voorbereidende thema voorafgaand aan het coschap Inwendige geneeskunde en beslaat een periode van 7 weken, waarvan één week ingevuld zal worden door Radiologie.
De patiënt staat centraal in de Masterthema’s, waarbij u enerzijds zelfstandig de bachelorstof reactiveert en anderzijds uw kennis verdiept naar masterniveau in een academisch leerklimaat. De lijst met verdiepingsonderwerpen van MA Inwendige Geneeskunde is samengesteld op basis van de incidentie, de maatschappelijke relevantie van de ziektebeelden en de cost of error van ziektebeelden die herkend moeten worden vanuit het oogpunt van patiëntveiligheid.
Tijdens Ma Inwendige Geneeskunde komen iedere week een aantal vakgebieden binnen Inwendige Geneeskunde en aanpalende specialismen aan bod. Week 1 is voornamelijk ingevuld door radiologie-onderwijs, derhalve zijn week 1 en 2 gecombineerd. Meer informatie over Radiologie vindt u in de onderwijsbeschrijving van week 1.
Bij het uitwerken van de onderwerpen is er specifieke aandacht voor:
klinisch redeneren volgens de stappen in het begrippenschema (zie afbeelding 1);
evidence-based medicine (EBM) en het toepassen van bevindingen van medisch-wetenschappelijk onderzoek in de dagelijkse praktijk;
voorschrijven geneesmiddelen;
klinische chemie, zoals inzetten van laboratoriumtesten met accent op klinisch besliskunde, sensitiviteit/specificiteit van testen en priorkansen;
beeldvormende technieken;
diversiteit in de patiëntpopulatie;
patiëntveiligheid;
ethische dilemma’s, maatschappelijke vraagstukken en debatvoering.
De verdiepingsonderwerpen werkt u uit aan de hand van een divers aanbod aan onderwijsvormen, zoals patiëntdemonstraties (PD), interactieve werkcolleges (IWC), vaardigheidsonderwijs (VO), (elektronische) zelfstudieopdrachten (e-ZO) en casusonderwijs van Klinisch Redeneren. Daarnaast is ruim tijd ingeroosterd voor literatuurstudie. Het onderwijs wordt verzorgd door specialisten uit de betreffende vakgebieden. Aan de hand van enkele oefentoetsen en de Plexuz app kunt u zelfstandig relevante Bachelorstof voor de onderwerpen in de betreffende themaweken reactiveren. Deze basale kennis is het vertrekpunt voor verdieping van de kennis op masterniveau.
Vanaf week 1 werkt u een aantal patiëntpresentaties uit tot een werkdiagnose en behandelplan. De eerste week zijn dit vier casus vanuit huisartsgeneeskunde, beginnend in de huisartsenpraktijk, hierna elke week twee casus beginnend bij de specialist. Iedere week vindt de bespreking van deze patiënten plaats met een consulent.
Het casusonderwijs is geënt op de lijn Klinisch Redeneren in de Bachelor en vindt nu plaats op masterniveau, waarbij de specialist specifieke aspecten van de differentiaal diagnose van de casus uitdiept tijdens kleinschalig onderwijs.
Hiernaast zijn er iedere week een aantal e-modules ontwikkeld. Aan de hand van vragen, beelden, casuïstiek en filmpjes komen de verschillende ziektebeelden aan bod. In een interactief werkcollege wordt de leerstof aan de hand van uw vragen en verdere casuïstiek verder verdiept. De e-modules moeten gevolgd worden om aan deze werkcolleges mee te doen; we gaan ervan uit dat u als masterstudent met de coschappen in het vizier ook zelf zeer gemotiveerd bent om alle stof serieus door te werken.
In het lijnonderwijs wordt expliciet aandacht besteed aan de ontwikkeling van (vakoverstijgende) competenties. De lijn Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie richt zich op preventie, een populatiegerichte benadering van ziekte en gezondheid en aan de veiligheid, kwaliteit en doelmatigheid van patiëntgerichte zorg.
In de lijn Academische vorming wordt structurele aandacht besteed aan de integratie van wetenschap en klinische praktijk in EBM en Ethiek clubs.
In de lijn Professionele Ontwikkeling reflecteert u op uw ontwikkeling van student tot arts, leert u van eigen ervaringen en die van medecoassistenten in intervisiesessies en traint u vaardigheden die tijdens de coschappen nodig zijn. Tijdens de masterfase heeft u een vaste mentor. Verder worden gedurende het thema Ma Inwendige Geneeskunde de klinische vaardigheden die nodig zijn voor de coschappen herhaald en verdiept in het CV-onderwijs.
Tot slot zijn er naast deze vier leerlijnen gedurende de master vier overige onderdelen die verdeeld over het curriculum, een plaats hebben, te weten: Radiologie, Geneesmiddelenonderwijs, Revalidatie en Pathologie. Het Radiologie onderwijs is in het thema opgesplitst in een theoretisch en een praktisch deel waarbij u de theoretische kennis in praktijk omzet tijdens een stage van 2 dagen op de afdeling Radiologie & Nucleaire geneeskunde van het Erasmus MC. Daarnaast is het Geneesmiddelenonderwijs binnen Ma Inwendige Geneeskunde nadrukkelijk aanwezig. Het maken van een behandelplan, kennen van complicaties en aanpassen van medicatie aan specifieke patiëntkenmerken zijn juist binnen de Inwendige Geneeskunde aan de orde van de dag.
U verwerft aan de hand van de verdiepingsonderwerpen van Inwendige Geneeskunde parate medische kennis op masterniveau en u leert academische vaardigheden toe te passen in situaties die gelijken op de beroepspraktijk. Daarnaast werkt u de komende 7 weken aan het opbouwen van een persoonlijk referentiekader met een groot aantal ziektescripts. Deze ziektescripts, bijvoorbeeld pijn op de borst, zult u frequent tegenkomen in de dagelijkse praktijk van de coschappen.
Het opbouwen van een persoonlijk referentiekader voor ziektescripts bereikt u door:
Interactief kennis uit de bachelor opfrissen en aanvullen door e-modules met casuïstiek en kennis- en inzichtvragen.
Het consequent aanwenden van (bio)medische kennis en vaardigheden om de klachten en symptomen van de ziektepresentaties uit de lijst met
verdiepingsonderwerpen te kunnen verklaren.
Wekelijkse patiëntdemonstraties
Verschillende casus uit te werken volgens het principe van Klinisch Redeneren (zie ook afbeelding 1).
Waar mogelijk Evidence Based Medicine strategieën in te zetten bij het zoeken naar de diagnostische en therapeutische beleidsmogelijkheden in specifieke papieren patiëntcasus.
Het zorgpad te volgen dat een patiënt aflegt van huisarts tot specialist en weer terug naar de huisarts.
De volgende uitgangspunten liggen ten grondslag aan het masterprogramma Erasmusarts 2020:
Leren als een actief constructief proces: in de masterfase neemt u als student een actievere rol in, waarbij u steeds meer verantwoordelijk bent voor uw eigen leerproces, zowel tijdens de opleiding als in de toekomst. Zo bereidt u zich met veelal online leermateriaal, zoals e-modules, videoclips, en simulatieprogramma’s voor op het kleinschalig onderwijs. In dit materiaal wordt ook veel gebruik gemaakt van oefenvragen, zodat u kan toetsen in hoeverre u de inhoud beheerst (principe van zelfregie).
Just in time leren & variëteit aan realistische casuïstiek: u wordt geconfronteerd met reële medische situaties of ‘echte’ patiënt-gerelateerde problemen waarin u (bio)medische kennis actief moet kunnen toepassen. Op deze manier kunt u de theorie en de praktijk direct aan elkaar linken. Leren is daarmee “just-in-time”, op het moment dat die knowhow ook echt nodig is om een probleem op te lossen.
Meer kleinschalig, interactief onderwijs, met aandacht voor samenwerking: De leeromgeving wordt gekenmerkt door meer kleinschalig onderwijs. U leert en werkt meer in teamverband.
Een blended leeromgeving: er wordt een mix van face-to-face en online werkvormen en leeractiviteiten gebruikt. Er wordt gewerkt met het concept van de ‘Flipped Classroom’, waarbij u de kennis en een deel van de vaardigheden online met zelfstudie leert. In het aansluitende kleinschalige contactonderwijs ligt het accent dan op verdieping en vaardigheidstraining.
Per week komen per vakgebied de onderwerpen aan bod waarvan het belangrijk is dat een basisarts hiervan kennis heeft. Uiteraard is er een deel overlap met wat u eerder in de bachelor hebt geleerd. Herhaling van de belangrijkste onderwerpen die voor iedere basisarts van belang zijn leidt tot een hoger leerrendement. In iedere week is er ook PScribe-casus zodat u optimaal getraind wordt in de ziektebeelden en bijbehorende behandeling en problemen die daarbij kunnen ontstaan. De laatste week is een meer praktisch ingestelde week die u optimaal voorbereidt op de aansluitende coschappen.
Week IG.1 Allergie, immunologie, reumatologie, maligne hematologie | Week IG.2 | Week IG.3 | Week IG.4 |
Radiologie: Stralingshygiëne Neuroradiologie Hoofd- en halsradiologie Thoraxradiologie Abdominale radiologie Musculoskeletale radiologiem Nucleaire geneeskunde ANA diagnostiek Vasculitis Allergische aandoeningen Geneesmiddelenreacties Leukemie Lymfomen Klinisch redeneren: Lymfadenopathie Gewrichtsklachten | Cardiovasculair risicomanagement Diabetes Decompensatio cordis Ritmestoornissen ECG Pneumonie COPD Astma Klinisch redeneren: Pijn op de borst Dyspnoe | Acute/chronische nierinsufficiëntie Electrolytstoornissen Transplantatie en nierfunctie vervangende therapie Nierfunctie en medicatie (multi)resistentie en antibiotica-voorschrijfbeleid Sepsis Klinisch redeneren: Koorts bij immuungecompromitteerde patiënt Proteïnurie en hematurie | |
Week IG.5 | Week IG.6 | Week IG.7 | |
Oesophaguscarcinoom Coloncarcinoom incl bevolkingsonderzoek Functionele buikklachten Levercirrhose/leverfalen M Crohn Virale hepatitis Klinisch redeneren: Bleek Icterus | Val- en fractuurrisico Bijnierdysfunctie Hemostase (basis) Hemofilie (bloedingsneiging) Trombose Cognitieve stoornissen Voeding Klinisch redeneren: Gewichtsverlies Verwardheid | Circulatoire shock Bloedtransfusie Coma Post-IC-syndroom Polyfarmacie Astrup Hands on: Shock Coma Patiëntdemonstratie wordt vervangen door ABCDE-methodiek aan de hand van pop. |
In de masteropleiding Geneeskunde wordt gewerkt met globale leerdoelen. Een leerdoel vertelt u wat u aan het eind van een onderwijsperiode moet weten en kunnen. Per e-module vindt u meer specifieke leerdoelen voor het desbetreffende onderwerp.
De globale leerdoelen van Thema Ma Inwendige geneeskunde zijn:
De student kan onderscheid maken tussen situaties die acuut en die niet-acuut zijn en hierbij een toelichting geven.
De student kan aan de hand van een klachtenpresentatie de hulpvraag van de patiënt verhelderen en een probleem definiëren.
De student kan bij de ziektepresentaties, de pathogenese en pathofysiologie relateren aan het klinisch proces.
De student kan zelfstandig aan de hand van bevindingen in de anamnese en lichamelijk onderzoek een differentiaaldiagnose opstellen en hierbij de meest waarschijnlijke diagnose aangeven.
De student kan zelfstandig de waarschijnlijke diagnose toetsen aan de hand van diagnostiek, rekening houdend met de epidemiologie.
De student kan aan de hand van de waarschijnlijke diagnose beargumenteren welk (farmaco-) therapeutisch beleid moet worden gevolgd en met behulp van het farmacotherapeutisch kompas het farmacotherapeutisch beleid vertalen naar een recept.
De student kan mondeling en schriftelijk over een patiënt rapporteren aan collega’s, bijvoorbeeld via een verwijsbrief, een ontslagbrief of een overdracht.
De student kan een patiënt zowel mondeling als schriftelijk informatie en uitleg geven.
De student kan het handelen van een arts analyseren en bekritiseren aan de hand van een patiëntendossier.
De student kan richtlijnen voor de behandeling van een patiënt vinden en toepassen, en motiveren wanneer hij afwijkt van een richtlijn.
De student kan de mogelijkheden noemen die een arts heeft als hij de grenzen van behandelen heeft bereikt.
De student kan op basis van wetenschappelijke bevindingen en ethische overwegingen beargumenteerd een standpunt innemen ten aanzien van een medisch-ethisch-maatschappelijk vraagstuk.
De student kan een beleidskeuze maken op basis van valide argumenten ontleend aan wetenschappelijke literatuur (EBM), en hij kan zijn standpunt ten overstaan van zijn medestudenten verdedigen.
De lijn Academische vorming loopt verder door in de master en is verstevigd. In het onderdeel Wetenschappelijke Vorming wordt meer en structurele aandacht besteed aan de integratie van wetenschap en klinische praktijk. Tijdens de coschappen verzamelt u vragen en casuïstiek die u na afloop, tijdens het daaropvolgende thema, bespreekt in EBM-clubs. Hiervoor werkt u een casus geheel uit of kijkt u een casus van medestudenten na en geeft daarop commentaar. Vanuit een kritische houding moet u vraagstukken uit de kliniek kunnen doorgronden en beslissingen nemen bewust van de beschikbare ‘evidence’.
In het onderdeel Beroepsgebonden Academische Vorming verzamelt u ethische casuïstiek die u uitwerkt of waarvan u de uitwerking van medestudenten beoordeelt en van commentaar voorziet. Tijdens het oudste coschap maakt u een laatste EBM- en een laatste Ethiekcasus, die als eindwerk beoordeeld worden.
Daarnaast wordt in deze lijn meer aandacht besteed aan het op gestructureerde wijze werken aan het ontwikkelen van een aantal basis didactische competenties (didactische theoretische kennis en vaardigheden), die in EBM en Ethiek bijeenkomsten kan worden geoefend.
Het lijnonderwijs van Consultvoering (CV) komt in verschillende thema’s voorafgaand aan de coschappen terug. De lijn bestaat uit een afgestemd geheel van Medische Technieken (MT), Arts-Patiënt Contact (APC), Communicatie & Attitude (CA) Skills Plaza en Klinisch Redeneren (KR).
In de masterfase zal u uw vaardigheden op het gebied van anamnese en lichamelijk onderzoek verder verdiepen. U zult oefenen met statusvoering en het presenteren van een patiënt op de overdracht. In de MT bijeenkomsten wordt de techniek van het lichamelijk onderzoek op medestudenten geoefend. In de APC bijeenkomsten wordt een consult met een (simulatie)patiënt verricht. Er wordt een grote variatie van klinische situaties aangeboden, afgestemd op het daaropvolgende coschap.
In de lessen Communicatie & Attitude (CA) wordt expliciet aandacht besteed aan complexe communicatie, communicatievaardigheden en gesprektechnieken. U kunt deze vaardigheden en competenties direct toepassen in de klinische praktijk van het opvolgend coschap en vervolgens is er in het volgende thema gelegenheid om de competenties bij te sturen en verder aan te scherpen.
In het onderdeel Klinisch Redeneren (KR) gaat u werken met ‘virtual patients’. Klinisch Redeneren omvat het denkproces van de arts tijdens de overgang van klacht naar diagnose, waarbij de klacht datgene is wat de patiënt voelt als hij naar de arts toe gaat en de diagnose datgene is wat de patiënt heeft volgens de arts wanneer hij weer naar huis gaat. Bij dit proces wordt gebruik gemaakt van vooraf beschikbare epidemiologische en (patho)fysiologische kennis en van patroonherkenning op grond van ervaring. Als arts moet er in de praktijk vaak binnen korte tijd met behulp van anamnese, lichamelijk onderzoek en eventueel aanvullend onderzoek tot een diagnose en behandelplan komen. Het gaat er dan niet om zo volledig mogelijk te zijn, maar om zo efficiënt mogelijk de juiste keuzes te maken. Daarnaast is het als arts erg belangrijk om vervolgens op een juiste manier, kort en krachtig de patiënt over te dragen aan een collega of supervisor. Met deze virtuele patiënt casussen gaat u dat oefenen.
De lijn Professionele Ontwikkeling biedt een veilige plek om klinische ervaringen met elkaar te delen en hierop gezamenlijk te reflecteren onder begeleiding van een vaste mentor. In de bijeenkomsten wordt aandacht besteed aan intervisie, gericht op het samen leren van reflectieve vaardigheden en werken aan oplossingen voor situaties die zich tijdens uw coschap voordeden. U draagt zelf de onderwerpen aan uit uw ervaringen in de kliniek. U werkt aan een portfolio, waarin u documenten verzamelt die zich richten op uw professionele ontwikkeling tot arts, waarin u beschrijft wat u kunt en hoe u uzelf verder wilt ontwikkelen.
Tijdens de masterfase wordt er tenminste twee maal een individueel gesprek met de vaste mentor gepland. De mentor gaat coachend te werk. Dat wil zeggen dat de mentor u begeleidt bij het vergroten van uw zelfinzicht, u aanmoedigt om persoonlijke leerdoelen te formuleren en u stimuleert om actie te ondernemen om uw eigen doelen te bereiken.
Het is belangrijk dat u als toekomstige arts goed bent voorbereid op de eisen van het beroep in de snel veranderende gezondheidszorg en kunt bijdragen aan een houdbaar zorgsysteem in de toekomst. Daarom wordt in de lijn Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie (SOZP) aandacht besteed aan preventie, een populatiegerichte benadering van ziekte en gezondheid en aan de veiligheid, kwaliteit en doelmatigheid van patiëntgerichte zorg. Met deze onderwijslijn wil het Erasmus MC basisartsen opleiden die zich onderscheiden als goede teamspelers. Dit houdt in dat u effectief kunt samenwerken om optimale (kwalitatief hoogwaardige, veilige en doelmatige) zorg te leveren en preventie in de praktijk te laten slagen.
Het onderwijs behorend bij deze lijn heeft als doel dat u zich optimaal kunt ontwikkelen in de competenties Samenwerker, Organisator (Medisch leiderschap) en Gezondheidsbevorderaar (Maatschappelijk handelen). De onderwijslijn loopt door het hele curriculum (bachelor en master) en omvat onderwerpen als interprofessioneel samenwerken, patiëntveiligheid, kwaliteit en doelmatigheid van zorg, kostenbewustzijn, shared decision making, preventie, sociaal-medische begeleiding, zorgmanagement en public health.
Naast de bovenstaande leerlijnen, zijn er gedurende de master vier overige onderdelen die verdeeld over het curriculum, een plaats hebben, te weten: Radiologie, Geneesmiddelenonderwijs, Revalidatie en Pathologie. Zowel het Radiologie onderwijs als het Geneesmiddelenonderwijs zijn binnen het thema Ma Inwendige Geneeskunde nadrukkelijk aanwezig.
Het Radiologie & Nucleaire geneeskunde onderwijs is in het thema opgesplitst in 2 delen, een theoretisch deel en een praktisch deel waarbij u de theoretische kennis in praktijk omzet tijdens een stage van 2 dagen op de afdeling Radiologie & Nucleaire geneeskunde van het Erasmus MC. In het theoretische deel is er verdieping en verbreding in abdominale, thorax, kinder-, musculoskeletale en neuroradiologie maar ook in stralingshygiëne en nucleaire geneeskunde. Tijdens het praktische deel maakt u kennis met 4 aandachtsgebieden van de afdeling Radiologie & Nucleaire geneeskunde. U kijkt naar de technieken die AIOS, fellows of stafartsen aanwenden tijdens radiologische en nucleaire onderzoeken en doet actief mee in het beoordelen van beelden.
In het Geneesmiddelenonderwijs in de master ligt de nadruk op het toepassen van de verworven kennis uit de Bachelor in de praktijk en de opbouw van geneesmiddelenkennis. Het farmacotherapeutisch redeneren wordt conform het WHO-6-step model aangeleerd en u leert de technische skills van het voorschrijven van geneesmiddelen. Om u te ondersteunen bij de opbouw van uw geneesmiddelenkennis is de serie video’s “Het geneesmiddel van de week” ontwikkeld waar u mee kunt oefenen. Ter ondersteuning van het leerproces wordt ook veel gebruik gemaakt van het programma Pscribe.
Het maken van een behandelplan, kennen van complicaties en aanpassen van medicatie aan specifieke patiëntkenmerken zijn juist binnen de Inwendige Geneeskunde aan de orde van de dag.
Thema Ma Inwendige geneeskunde omvat een periode van 7 weken.
De student is toelaatbaar indien de student:
in het bezit is van een getuigschrift van de Bacheloropleiding Geneeskunde behaald aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, waarbij dit diploma niet ouder is dan 5 jaar bij aanvang van de Masteropleiding,
dan wel
in het bezit is van een getuigschrift van de Bacheloropleiding van het Erasmus University College en van de premaster Geneeskunde en met ingang van het collegejaar 2018/2019 binnen een jaar na succesvolle afronding van de Premaster Geneeskunde van het Erasmus MC om toelating tot de Masteropleiding verzoekt,
bij aanvang van en tevens gedurende de Opleiding het door de ARBO afgegeven bewijs kan tonen aan daartoe bevoegde opleiders, docenten en medewerkers, waarin staat dat hij geen besmettingsrisico vormt voor verspreiding van hepatitis B,
bij aanvang van de Opleiding kan aantonen geen vaccinatiedeficiënties te hebben ten opzichte van het op de student van toepassing zijnde rijksvaccinatieprogramma.
Een volledige onderwijsweek in dit thema ziet er gemiddeld als volgt uit:
40 uur per week | 12 uur contactonderwijs | 2 uur grootschalig (plenair) PD Patiëntdemonstraties IC Integratiecollege |
10 uur kleinschalig (inclusief lijnonderwijs) VO Vaardigheidsonderwijs IWC Interactief Werkcollege KR Klinisch Redeneren casusbespreking APC Arts-Patiënt-Contact MT Medische Technieken | ||
28 uur zelfstudie | 18 uur gestuurde zelfstudie (individueel of in onderwijsgroepen) ZO Zelfstudieopdrachten, inclusief de casus bij KR, e-learningmodules en pscribe | |
10 uur zelfstudie |
Het thema kent verschillende onderwijsvormen. Hieronder volgt per onderwijsvorm een korte toelichting.
Een patiëntdemonstratie is een college waarbij de arts een patiënt presenteert. Aan de hand van het probleem van de patiënt wordt u de achtergrond en behandelproblematiek van het ziektebeeld getoond. Het begrippenschema (zie afbeelding 1) vormt hierbij het uitgangspunt: etiologie, klachten en symptomen, differentiaaldiagnose, aanvullende diagnostiek, verwijzing, therapie en prognose.
Ook de leerstof uit de vakgebieden klinische chemie, klinische genetica, beeldvormende diagnostiek, evidence based medicine, ethiek en patiëntveiligheid wordt in dit masterthema daar waar mogelijk uitgelegd aan de hand van een patiëntenprobleem.
Soms wordt ter voorbereiding een literatuurstudie of het maken van een zelfstudieopdracht opgegeven.
Alle onderwerpen uit één week worden nog even kort belicht met de belangrijkste aandachtspunten. Dit is ook een moment om vragen te stellen. In de laatste week worden de vragen aan u gesteld in de vorm van een uitdagende quiz.
Tijdens een interactief werkcollege wordt nader ingegaan op de e-modules die u heeft voorbereid voorafgaand aan dit werkcollege. Ook gaat u actief aan de slag met het oplossen van casuïstiek en/of problemen, en kan dieper worden ingegaan op bepaalde onderdelen van de leerstof. Per 2 of 3 e-modules is er één interactief werkcollege. Dit is hét contactmoment met de docent: maak het zo efficiënt mogelijk door de voorbereidende e-modules en eventueel aanvullende casuïstiek goed voor te bereiden.
Bij het geven van vaardigheidsonderwijs staat de interactie tussen studenten en docenten centraal. Het onderwijs sluit aan bij het vereiste kennisniveau. Soms wordt ter voorbereiding een literatuurstudie of het maken van een zelfstudieopdracht opgegeven.
U lost patiëntenproblemen op, waarbij u kennis geïntegreerd toepast in een complexe context. Het vaardigheidsonderwijs is zo ingericht dat het u ondersteunt bij het zoeken naar de samenhang in de leerstof. U zoekt samen met de docenten en uw medestudenten naar lacunes in uw kennis en probeert er met elkaar antwoord op te vinden. Ook kunt u uw standpunt toetsen aan die van uw docent en medestudenten en leert u de waarde van andere standpunten.
(vanuit huisarts: 4 uur studie en 2 uur verplichte nabespreking; specialistische casus 2 casus per week in max 3 uur voorbereiding en 1 uur nabespreking)
Het klinisch redeneren (KR) staat hierbij centraal, waarbij u de patiënt volgt vanaf zijn binnenkomst bij de huisarts of specialist.
De casussen worden besproken in kleinschalige sessies. Dit onderwijs is vergelijkbaar met het onderwijs in Klinisch Redeneren in Bachelorjaar 3, alleen dan aangeboden op masterniveau. Het casusonderwijs is verplicht.
Ter voorbereiding op het komende coschap oefent u in dit masterthema consultvoering tijdens drie arts-patiënt contacten (APC): het afnemen van een anamnese, het verrichten van lichamelijk onderzoek, het opstellen van een differentiële diagnose en het afronden van het consult. Deze klinische vaardigheden die in de bachelor zijn geoefend, worden hier herhaald en verdiept, waarbij de consultvoering in een complexere context plaatsvindt. De onderwerpen sluiten aan bij de stof van Inwendige Geneeskunde.
Een zelfstudieopdracht voert u zelfstandig uit, dat wil zeggen zonder directe begeleiding van een docent. Zelfstudieopdrachten worden ingezet bij het bestuderen van moeilijke, complexe stof. Vaak gebeurt dit aan de hand van een kritische beroepssituatie in de vorm van een casus waarin u in de rol van een arts-onderzoeker voor een dilemma staat. Aan de hand van een globaal antwoordmodel kunt u toetsen of u de juiste denkstappen heeft gezet.
Daarnaast zijn er ZO’s in de vorm van online leermateriaal, zoals e-modules, videoclips, en simulatieprogramma’s. Aan de hand van vragen, beelden, casuïstiek en filmpjes komen de verschillende ziektebeelden aan bod. Deze modules moeten gevolgd worden om aan de interactieve werkcolleges mee te kunnen doen.
Om roostertechnische redenen zijn de ZO’s in de avond gepland. U kunt deze vanzelfsprekend op elk gewenst tijdstip volgen.
Klinisch redeneren vanuit de specialist maakt gebruik van hetzelfde computerprogramma, maar de indeling en logistiek is net anders. Er zal hier geen gebruik gemaakt worden van de SBAR. Wel is er een puntensysteem om u te dwingen gerichte keuzes te maken in onderzoek dat u wilt uitvoeren. De indeling met inlevermomenten is als volgt:
Lees verwijsbrief en kijk eerste stukje anamnese.
Denk na welke aanvullende vragen u zou willen stellen en lever deze in via Canvas (kort en bondig! Laat zien dat u over de casus nagedacht heeft en lever niet de gehele tractusanamnese in).
U kijkt het vervolg van de anamnese.
U kiest lichamelijk onderzoek dat u zou willen verrichten.
Op basis hiervan maakt u een DD. De meest waarschijnlijk en degene die u echt niet wilt missen, stuurt u in via Canvas. U kiest aanvullend onderzoek.
U bepaalt de werkdiagnose en beleid en levert deze ook in via Canvas. Uiteindelijk gaat het om het klinisch redeneerproces. Dit zal aan de hand van de ingeleverde antwoorden en actieve participatie tijdens de kleinschalige sessies worden doorgenomen.
Uw aanwezigheid bij de volgende onderdelen is verplicht:
het CV onderwijs en casusbesprekingen (MT, APC, CA, KR, SkillsPlaza)
Professionele ontwikkeling
Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie
Academische vorming
de VO’s
Interactieve werkcolleges
KR 2de lijn
Let op:
Voor bovengenoemde verplichte onderdelen geldt dat u zich alleen kunt afmelden met een zeer dringende reden. Indien u zich niet heeft afgemeld, vervalt het recht op inhalen. Voorwaarde voor het verkrijgen van de ECTS bij dit thema, is aanwezigheid bij dit onderwijs, actieve participatie en een gedegen voorbereiding.
Het blok Inwendige Geneeskunde bestaat uit themaonderwijs met aansluitend het coschap Inwendige Geneeskunde. De kennis en vaardigheden zoals u die zich eigen maakt in het blok Inwendige Geneeskunde worden op de volgende manieren getoetst:
De Bachelor-kennis wordt door u zelfstandig gereactiveerd en getoetst middels oefentoetsen. Indien u een achterstand constateert in uw kennis, dient u deze in uw eigen tijd te reactiveren. Het initiatief hiervoor ligt bij u. Voor de oefentoetsen geldt dat u kiest of, en zo ja wanneer, u deze toets maakt.
De entreetoets is een ingeroosterd toetsmoment, waarop u aan het eind van het thematisch onderwijs (in week 7) uzelf toetst in hoeverre u voorbereid bent op het coschap. Zowel de behaalde resultaten voor de oefentoetsen als de entreetoets hebben geen invloed op uw eindcijfer. Waar de oefentoetsen gericht zijn op het reactiveren van Bachelor-kennis, bereidt de entreetoets voor op de bloktoets aan het einde van het coschap.
Tijdens het themaonderwijs leert u (bio)medische kennis actief toe te passen in concrete klinische situaties aan de hand van authentieke patiëntvoorbeelden. U bereidt zich met veelal online leermateriaal, zoals e-modules, videoclips, en simulatieprogramma’s voor op het kleinschalig onderwijs
Voor het behalen van een voldoende resultaat voor het themaonderwijs en daarmee de bijbehorende ECTS, dient u aanwezig te zijn bij alle verplichte onderwijsbijeenkomsten en tijdens de bijeenkomsten actief en professioneel te participeren. Ook dient u de verplichte opdrachten behorende bij het onderwijs met voldoende resultaat te hebben uitgevoerd. Indien u niet voldoet aan deze gestelde eisen van het betreffende thematisch onderwijs, bepaalt de themacoördinator of u het onderwijs opnieuw dient te volgen of het onderwijs met een andere opdracht kan worden vervangen.
De beoordeling van het klinisch redeneren vindt plaats in de coschappen – twee observaties – en in de bloktoets.
Parallel aan het themaonderwijs in de klinische blokken lopen vier lijnen met ieder een set aan toetsen: Consultvoering (CV), Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie (SOZP), Academische Vorming (AV) en Professionele Ontwikkeling (PO).
Voor alle lijnen geldt een aanwezigheids- en participatieverplichting. De participatieverplichting houdt in, dat u actief participeert in de groep, zich voorbereidt op de bijeenkomsten, de opdrachten met een voldoende resultaat afrondt en de vereiste vaardigheden beheerst.
Ook zijn er vier overige onderdelen: Radiologie, Geneesmiddelenonderwijs, Revalidatie en Pathologie. Voor deze onderdelen geldt met name een aanwezigheids- en participatieplicht.
De eindbeoordeling voor het coschap wordt gebaseerd op een aantal deeltoetsen, zoals:
observatie patiëntcontact 1;
observatie patiëntcontact 2
beoordeling Professioneel gedrag en handelen tijdens gehele coschap;
eventuele aanvullende opdrachten.
Meer informatie hierover krijgt u bij aanvang van het coschap.
Vanaf september 2022 wordt in de master Geneeskunde de iVTG op adaptieve wijze afgenomen. Hierbij krijg je vragen uit een vragenbank voorgelegd die naarmate de reeks vordert steeds beter passen bij jouw kennisniveau. Elke volgende vraag in de toets is gebaseerd op de prestatie op de voorgaande vragen. Dus, als je een vraag goed beantwoordt, krijg je een moeilijkere vraag. Had je de vraag fout, dan krijg je een makkelijkere vraag. Iedere opvolgende afname maak je op een hoger niveau, ook als je een voorgaande toets niet behaald hebt.
Meer informatie over de adaptieve iVTG is te vinden op de website van de iVTG. Ook vindt je hier antwoorden te vinden op vaker gestelde vragen over de adaptieve voortgangstoets onder FAQ.
Elk masterjaar vinden er 4 iVTGs plaats. In totaal zijn er dus 12 iVTGs.
Schema 1 is een overzicht van het thema. Bij elk week staat een respondent genoemd. De respondent is in principe het aanspreekpunt voor inhoudelijke vragen met betrekking tot het onderwijs dat in die week wordt gegeven.
themacoördinatoren | telefoon | kamer | ||||
Thema Ma | Inwendige geneeskunde | |||||
Algemeen e-mailadres: | ||||||
dr. N. C. de Jong - Peltenburg dr. C. Oudshoorn | n.c.peltenburg@erasmusmc.nl c.oudshoorn@erasmusmc.nl | Rg-531 Rg-525 |
respondenten | telefoon | kamer | |||
Week Ma IG.1 | Radiologie & Allergie, immunologie, reumatologie, maligne hematologie | ||||
Dr. V.A.S.H. Dalm Dr. A. E.C. Broers | 7035595 7030733 | D-424 DHG-350 | |||
Week Ma IG.2 | Allergie, immunologie, reumatologie, maligne hematologie | ||||
Dr. V.A.S.H. Dalm Prof. dr. P.M. van Hagen Dr. A. E.C. Broers Dr. A.W. Rijneveld | 7035595 7032690 7030733 7035814 | D-424 D-436 DHG-350 Na-810 | |||
Week Ma IG.3 | CVD/Long | ||||
Dr. K.A.T. Boomars Dr. J. Versmissen Dr. M. Michels | 730175 7035018 0681268245 | HE-227 D-441A BA-351 | |||
Week Ma IG.4 | Nefrologie/transplantatie/ infectieziekten | ||||
Dr. M.M.I. Kho Dr. C.A.M. Schurink | 0618638356 7034406 | D-441A NA-901K | |||
Week Ma IG.5 | CVD/Long | ||||
Dr. F.A.L.M. Eskens Prof. dr. H.J. Metselaar | 7034897 7035942 | HE-118 HA-204 | |||
Week Ma IG.6 | Endocrinologie/Geriatrie/Benigne hematologie | ||||
Dr. C. Oudshoorn Dr. W.E. Visser Dr. A.J.G. Jansen | 7035979 0618834324 7030730 | D-443 D-436 NA-823 | |||
Week Ma IG.7 | Aan de slag! | ||||
Drs. G. Prins Dr. E. Klijn | 0642133064 0641237280 | H-619 NE-403 |
Er wordt in dit thema voornamelijk gewerkt met wetenschappelijke artikelen, voortbouwend op leerstof in de studieboeken zoals aangeboden in de Bachelor. Per e-module ziet u welke richtlijnen en standaarden, wetenschappelijke artikelen en andere informatiebronnen dit betreft. Onder de literatuur valt ook het themaboek.
De verplichte boekenlijst voor de Masterstudie Geneeskunde wordt gepubliceerd op: https://www.eur.nl/erasmusmc/onderwijs/praktische-informatie
Kijk op de onderwijssite geneeskunde voor de laatste informatie over deze systemen en actuele handleidingen.
Voor de communicatie met u wordt gebruik gemaakt van deze informatiesystemen:
De onderwijssite geneeskunde (https://www.eur.nl/erasmusmc).
Hier vindt u algemene informatie over de studie, zoals de verplichte boekenlijst.
Nieuws, mededelingen en roosterwijzigingen worden bekend gemaakt via Osiris en Canvas.
Een gedetailleerd rooster per themaweek is te vinden via STiP: https://stip.erasmusmc.nl.
Na verspreiding van het themarooster blijft het noodzakelijk om wijzigingen en aanvullingen te kunnen doorgeven, soms tot kort voor het moment dat het betreffende onderwijs wordt gegeven.
Om op de hoogte te blijven van de laatste wijzigingen in het rooster is het noodzakelijk dat u bijna dagelijks de roosterinformatie binnen het roosterprogramma raadpleegt, in ieder geval op de dag voordat het betreffende onderwijs wordt gegeven.
De elektronische leeromgeving Canvas. Hier vindt u alle onderwijs-inhoudelijke informatie (collegesheets, e-modules, links naar de videoclips, simulatieprogramma’s, antwoorden op zelfstudieopdrachten, discussiefora waar u vragen aan de respondent kunt stellen).
Bij het volgen van het onderwijs geldt de Erasmuscode die bestaat uit de volgende richtlijnen:
De student komt op tijd bij te volgen onderwijs. De voorste plaatsen in de collegezaal moeten zoveel mogelijk worden benut zodat de studenten, die onverhoopt toch te laat komen, achterin plaats kunnen nemen. Ook voor docenten en eventueel aanwezige patiënten is het prettig als de voorste plaatsen worden gebruikt.
De student komt op het ingeroosterde tijdstip van zijn vaardigheidsonderwijs.
De student toont interesse en betrokkenheid. Gedragingen of handelingen die niet uit het beoogde doel van het onderwijs voortkomen, worden niet geaccepteerd.
De student heeft een schoon en verzorgd uiterlijk.
Etenswaren worden niet genuttigd tijdens het volgen van onderwijs.
De student stelt zich aan de patiënt voor wanneer de mogelijkheid wordt geboden om voorin de collegezaal direct vragen te stellen aan de patiënt.
In beginsel spreekt de student de docent en de patiënt met ‘u’ aan.
De student gaat zorgvuldig om met zijn/haar zwijgplicht. De zwijgplicht houdt in dat de student niets openbaar maakt van wat de student over en van patiënten te horen en te zien krijgt. De zwijgplicht geldt dus al voordat deze wordt bezworen bij het artsexamen.
De informatie die de student op sociale media publiceert over medestudenten, docenten en overige medewerkers van het Erasmus MC in de context van de opleiding binnen het Erasmus MC is constructief, en bevat geen laster of schuttingtaal. Patiënt informatie mag u nooit op sociale media plaatsen. Realiseert u zich dat de inhoud van sociale media altijd vindbaar is en blijft.
De student kan bij het in gebreke blijven op bovenstaande worden aangesproken door medestudenten, docent en patiënt. Indien volhardend in zijn gedrag kan de student - in het belang van onderwijs en patiëntenzorg - de verdere toegang tot onderwijs worden ontzegd.
Themacoördinator(en)
Welkom bij het thema ‘Heelkunde’, het tweede thema van de masteropleiding Geneeskunde ‘Erasmusarts 2020’ aan het Erasmus MC te Rotterdam. Het thema Heelkunde is het voorbereidende thema voorafgaand aan het coschap Heelkunde en beslaat een periode van 6 weken.
De patiënt staat centraal in de Masterthema’s, waarbij u enerzijds zelfstandig de bachelorstof reactiveert en anderzijds uw kennis verdiept naar masterniveau in een academisch leerklimaat. De lijst met verdiepingsonderwerpen van MA Heelkunde is samengesteld op basis van de incidentie, de maatschappelijke relevantie van de ziektebeelden en de cost of error van ziektebeelden die herkend moeten worden vanuit het oogpunt van patiëntveiligheid.
Tijdens Ma Heelkunde komen iedere week een aantal vakgebieden binnen Heelkunde en aanpalende specialismen aan bod.
Bij het uitwerken van de onderwerpen is er specifieke aandacht voor:
klinisch redeneren volgens de stappen in het begrippenschema (zie afbeelding 1);
evidence-based medicine (EBM) en het toepassen van bevindingen van medisch-wetenschappelijk onderzoek in de dagelijkse praktijk;
voorschrijven geneesmiddelen;
klinische chemie, zoals inzetten van laboratoriumtesten met accent op klinisch besliskunde, sensitiviteit/specificiteit van testen en a priori kansen;
beeldvormende technieken;
diversiteit in de patiëntpopulatie;
patiëntveiligheid;
ethische dilemma’s, maatschappelijke vraagstukken en debatvoering.
De verdiepingsonderwerpen werkt u uit aan de hand van een divers aanbod aan onderwijsvormen, zoals patiëntdemonstraties (PD), interactieve werkcolleges (IWC), vaardigheidsonderwijs (VO), (elektronische) zelfstudieopdrachten (e-ZO) en casusonderwijs van Klinisch Redeneren. Daarnaast is ruim tijd ingeroosterd voor literatuurstudie. Het onderwijs wordt verzorgd door specialisten uit de betreffende vakgebieden.
Wij benadrukken dat er in de IWC’s daadwerkelijk dieper op de voor te bereiden stof ingegaan wordt. Wanneer u deze niet voorbereidt, zult u niet goed mee kunnen komen met het niveau van het IWC.
Aan de hand van enkele oefentoetsen en de Plexuz app kunt u zelfstandig relevante Bachelorstof voor de onderwerpen in de betreffende themaweken reactiveren. Deze basale kennis is het vertrekpunt voor verdieping van de kennis op masterniveau. Vanaf week 1 werkt u een aantal patiëntpresentaties uit tot een werkdiagnose en behandelplan. In week 3 en 4 zijn dit vier casussen vanuit huisartsgeneeskunde, beginnend in de huisartsenpraktijk, in week 2, 5 en 6 twee casussen beginnend bij de specialist. Iedere week vindt de bespreking van deze patiënten plaats met een consulent. Het casusonderwijs is geënt op de lijn Klinisch Redeneren in de Bachelor en vindt nu plaats op masterniveau, waarbij de specialist specifieke aspecten van de differentiaal diagnose van de casus uitdiept tijdens kleinschalig onderwijs.
Hiernaast zijn er iedere week een aantal e-modules ontwikkeld. Aan de hand van vragen, beelden, casuïstiek en filmpjes komen de verschillende ziektebeelden aan bod. In een interactief werkcollege wordt de leerstof aan de hand van uw vragen en verdere casuïstiek verder verdiept. De e-modules moeten gevolgd worden om aan deze werkcolleges mee te doen; we gaan ervan uit dat u als masterstudent met het coschap heelkunde in het vizier ook zelf zeer gemotiveerd bent om alle stof serieus door te werken.
In het lijnonderwijs wordt expliciet aandacht besteed aan de ontwikkeling van (vakoverstijgende) competenties.
De lijn Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie richt zich op preventie, een populatiegerichte benadering van ziekte en gezondheid en aan de veiligheid, kwaliteit en doelmatigheid van patiëntgerichte zorg.
In de lijn Academische vorming wordt structurele aandacht besteed aan de integratie van wetenschap en klinische praktijk in EBM en Ethiek clubs.
In de lijn Professionele Ontwikkeling reflecteert u op uw ontwikkeling van student tot arts, leert u van eigen ervaringen en die van medestudenten in intervisiesessies en traint u vaardigheden die tijdens de coschappen nodig zijn. Tijdens de masterfase heeft u een vaste mentor.
Verder worden gedurende het thema Ma Heelkunde de klinische vaardigheden die nodig zijn voor de coschappen herhaald en verdiept in het Consultvoering-onderwijs (CV-onderwijs).
Tot slot zijn er naast deze vier leerlijnen gedurende de master drie overige onderdelen die verdeeld over het curriculum, een plaats hebben, te weten: Geneesmiddelenonderwijs, Revalidatie en Pathologie. Het Geneesmiddelenonderwijs binnen MA Heelkunde is, net als in Ma Inwendige Geneeskunde, nadrukkelijk aanwezig. Het maken van een behandelplan, kennen van complicaties en aanpassen van medicatie aan specifieke patiëntkenmerken zijn ook binnen de Heelkunde belangrijk.
U verwerft aan de hand van de verdiepingsonderwerpen van Heelkunde parate medische kennis op masterniveau en u leert academische vaardigheden toe te passen in situaties die gelijken op de beroepspraktijk. Daarnaast werkt u de komende 6 weken aan het opbouwen van een persoonlijk referentiekader met een groot aantal ziektepresentaties. Een verscheidenheid aan ziekte presentaties, zoals pijn in het onderbeen, komt frequent voorbij in het coschap Heelkunde. U zult hiermee aan de slag gaan met behulp van specifieke verdiepingsonderwerpen, bijvoorbeeld perifeer vaatlijden, volgens de grote thema’s binnen de Heelkunde welke genoemd worden in paragraaf 1.3.
Het opbouwen van een persoonlijk referentiekader voor ziektepresentaties bereikt u door:
interactief kennis uit de bachelor op te frissen en aan te vullen door het volgen van weblectures en het maken van e-modules over de algemene casuïstiek met behulp van kennis- en inzichtvragen;
het aanwenden van (bio)medische kennis en vaardigheden om de klachten en symptomen van de ziektepresentaties uit de lijst met
verdiepingsonderwerpen te kunnen verklaren;
enkele patiëntdemonstraties;
verschillende casus uit te werken volgens het principe van Klinisch Redeneren (zie ook afbeelding 1);
waar mogelijk Evidence Based Medicine-strategieën in te zetten bij het zoeken naar de diagnostische en therapeutische beleidsmogelijkheden in een specifieke patiëntcasus. Bij enkele verdiepingsonderwerpen zal een wetenschappelijk artikel ter voorbereiding van het werkcollege gelezen moeten worden;
het zorgpad, dat een patiënt aflegt van huisarts tot specialist en weer terug naar de huisarts, te volgen.
De volgende uitgangspunten liggen ten grondslag aan het masterprogramma Erasmusarts 2020:
Leren als een actief constructief proces: in de masterfase neemt u als student een actieve rol in, waarbij u steeds meer verantwoordelijk bent voor uw eigen leerproces, zowel tijdens de opleiding als in de toekomst. Zo bereidt u zich met veelal online leermateriaal, zoals weblectures, e-modules, en simulatieprogramma’s voor op het kleinschalig onderwijs. In dit materiaal wordt ook veel gebruik gemaakt van oefenvragen, zodat u kan toetsen in hoeverre u de inhoud beheerst (principe van zelfregie).
Just in time leren & variëteit aan realistische casuïstiek: u wordt geconfronteerd met reële medische situaties of ‘echte’ patiënt-gerelateerde problemen waarin u (bio)medische kennis actief moet kunnen toepassen. Op deze manier kunt u de theorie en de praktijk direct aan elkaar linken. Leren is daarmee “just-in-time”, op het moment dat die knowhow ook echt nodig is om een probleem op te lossen.
Meer kleinschalig, interactief onderwijs, met aandacht voor samenwerking: De leeromgeving wordt gekenmerkt door meer kleinschalig onderwijs. U leert en werkt meer in teamverband.
Een blended leeromgeving: er wordt een mix van face-to-face en online werkvormen en leeractiviteiten gebruikt. Er wordt gewerkt met het concept van de ‘Flipped Classroom’, waarbij u de kennis en een deel van de vaardigheden online met zelfstudie leert. In het aansluitende kleinschalige contactonderwijs ligt het accent dan op verdieping en vaardigheidstraining.
BegrippenschemaStappen in klinisch redeneren
etiologie | Waardoor en hoe wordt de ziekte veroorzaakt? | |||||
Wat zijn de klachten van de patiënt en welke hulpvraag hoort daarbij? | klachten / hulpvraag | pathogenese | Hoe is de ziekte ontstaan? | |||
↑ ↓ | < > | (patho)fysiologie | Wat functioneert niet goed in het zieke lichaam? | |||
Wat zijn de ziekteverschijnselen? | gegevens uit anamnese en lichamelijk onderzoek | |||||
↑ ↓ | ||||||
Wat is het probleem op basis van de gegevens uit anamnese en lichamelijk onderzoek? | probleemstelling(en) | |||||
↑ ↓ | ||||||
Wat zijn de meest waarschijnlijke ziekten? | differentiële diagnose(n) | < | ↑ ↓ | |||
↑ ↓ | ||||||
Welk onderzoek is nodig voor meer zekerheid? | aanvullend onderzoek | |||||
↑ ↓ | ||||||
Wat is (zijn) de meest waarschijnlijke ziekte(n)? | (waarschijnlijke) diagnose(n) | |||||
↑ ↓ | ||||||
Welke behandeling is aangewezen en met welke verwachting? | therapie prognose | < > | beloop | Hoe verloopt de ziekte? | ||
↑ ↓ | ||||||
nieuwe ontwikkelingen | Welke nieuwe ontwikkelingen zijn de komende jaren te verwachten ten aanzien van diagnostiek en/of therapie bij deze ziekte? |
Per week komen per vakgebied de onderwerpen aan bod waarvan het belangrijk is dat een basisarts hiervan kennis heeft. Uiteraard is er een deel overlap met wat u eerder in de bachelor hebt geleerd. Herhaling van de belangrijkste onderwerpen die voor iedere basisarts van belang zijn leidt tot een hoger leerrendement. In iedere week is er ook PScribe-casus zodat u optimaal getraind wordt in de ziektebeelden en bijbehorende medicamenteuze behandeling en problemen die daarbij kunnen ontstaan. De eerste vijf weken zijn inhoudelijk gezien optimaal voorbereid op de aansluitende coschappen. De laatste week is een meer verdiepend ingestelde week die u extra informatie geeft en meer zorgt voor een allround beeld van enkele onderwerpen. Tevens zal in de laatste week ruimte zijn in het rooster om het lesmateriaal van de eerdere vijf weken zelf weer door te nemen en is er gelegenheid bij een responsiebijeenkomst hierover vragen te stellen.
Lijst met verdiepingsonderwerpen Per themaweek 1 t/m 6
Week HK.1 | Week HK.2 | Week HK.3 |
Perifeer arterieël vaatlijden Veneuze pathologie van de onderste extremiteit Diabetische voet Carotis pathologie Dilaterend vaatlijden Amputatie Radiologie I:vaat (verpl) AV malformaties Klinisch redeneren 2e lijn: Casus Vaatchirurgie | Sportletsel Decubitus Fractuurleer & principes osteosynthese Fracturen bji kinderen Radiologie II: skelet (verpl) Brandwondenzorg Hersenletsel ATLS opvang principes Thoraco-abdominaal letsel Letsels van de bovenste extremiteit Letsels van de onderste extremiteit Klinisch redeneren 2e lijn: Casus Traumachirurgie | Postoperatieve complicaties (Intensive Care) De kwetsbare patiënt (geriatrie) Pre-operatieve screening (anesthesiologie) Hematurie (urologie) Urine incontinentie (urologie) Instabiliteit en bandletsels (orthopedie) Artrose en prothesiologie (orthopedie) RISK-onderwijs (anesthesiologie) Antistolling & TPV (farmacie) Longchirurgie (thoraxchirurgie) Hartchirurgie (thoraxchirurgie) Handpathologie (plastische chirurgie) Consultvoering Bijeenkomst 4 |
Week HK.4 | Week HK.5 | Week HK.6 |
Buikwandbreuken Orgaandonatie Fecale incontinentie Anale pathologie Post-operatieve pijn bestrijding Schildklier/bijschildklier Bijnier, NET Radiologie III: interventie (verpl) Consultvoering Bijeenkomst 5 | Radiologie IV: Mamma (verpl) Maag- en slokdarmcarcinoom Mammacarcinoom Sarcoom en melanoom Pancreas pathologie MammaCa, shared decision making Primaire en secundaire levertumoren Coloncarcinoom Galsteenlijden Bariatrische chirurgie Appendicitis: OK vs AB (Debat) Klinisch redeneren: Casus GE-chirurgie | SYMP.1 Minisymposium I: IBD SYMP.2 Minisymposium II: CVA SYMP.3 Minisymposium III: Multitrauma SYMP.4 Minisymposium IV: Chi bij kinderen SYMP.5a Minisymposium: Va Levertransplantatie SYMP.5b Minisymposium: Vb Niertransplantatie SYMP.6 Minisymposium VI Mammacarcinoom |
Naast het bovenstaande onderwijs zal er door week 1 tot en met week 5 doorlopend op praktisch (vaardigheids)onderwijs plaatsvinden. Hierbij zal per keer twee cogroepen bepaald onderwijs volgen.
In de map van het carrouselonderwijs op Canvas vindt u per onderwijsvorm gedetailleerde informatie omtrent de inhoud. Hieronder kort een overzicht van het te volgen onderwijs.
Carrousel A | Carrousel B |
Hechten en knopen | LO onderste extremiteit |
LO bovenste extremiteit | Steriliteit en gedragsregels |
Lastige patiënt, moeizame communicatie | Acute geneeskunde |
SEH Trauma opvang | SEH Communicatie en samenwerking |
Bed-side teaching | Katheteriseren |
In de masteropleiding Geneeskunde wordt gewerkt met globale leerdoelen. Een leerdoel vertelt u wat u aan het eind van een onderwijsperiode moet weten en kunnen. Per e-module vindt u meer specifieke leerdoelen voor het desbetreffende onderwerp.
De globale leerdoelen van Thema Ma Heelkunde zijn:
De student kan onderscheid maken tussen situaties die acuut en die niet-acuut zijn en hierbij een toelichting geven.
De student kan aan de hand van een klachtenpresentatie de hulpvraag van de patiënt verhelderen en een probleem definiëren.
De student kan bij de ziektepresentaties, de pathogenese en pathofysiologie relateren aan het klinisch proces.
De student kan zelfstandig aan de hand van bevindingen in de anamnese en lichamelijk onderzoek een differentiaaldiagnose opstellen en hierbij de meest waarschijnlijke diagnose aangeven.
De student kan zelfstandig de waarschijnlijke diagnose toetsen aan de hand van diagnostiek, rekening houdend met de epidemiologie.
De student kan aan de hand van de waarschijnlijke diagnose beargumenteren welk (farmaco-) therapeutisch beleid moet worden gevolgd en met behulp van het farmacotherapeutisch kompas het farmacotherapeutisch beleid vertalen naar een recept.
De student kan mondeling en schriftelijk over een patiënt rapporteren aan collega’s, bijvoorbeeld via een verwijsbrief, een ontslagbrief of een overdracht.
De student kan een patiënt zowel mondeling als schriftelijk informatie en uitleg geven.
De student kan het handelen van een arts analyseren aan de hand van een patiëntendossier.
De student kan richtlijnen voor de behandeling van een patiënt vinden en toepassen, en motiveren wanneer hij afwijkt van een richtlijn.
De student kan de mogelijkheden noemen die een arts heeft als hij de grenzen van behandelen heeft bereikt.
De student kan op basis van wetenschappelijke bevindingen en ethische overwegingen beargumenteerd een standpunt innemen ten aanzien van een medisch-ethisch-maatschappelijk vraagstuk.
De student kan een beleidskeuze maken op basis van valide argumenten ontleend aan wetenschappelijke literatuur (EBM), en hij kan zijn standpunt ten overstaan van zijn medestudenten verdedigen.
Academische vorming
De lijn Academische vorming loopt verder door in Heelkunde. In het onderdeel Wetenschappelijke Vorming wordt meer en structurele aandacht besteed aan de integratie van wetenschap en klinische praktijk. Tijdens het coschap Inwendige hebt u casuïstiek verzameld deze wordt in dit blok besproken in EBM-clubs. Hiervoor werkt u een casus geheel uit of kijkt u een casus van medestudenten na en geeft daarop commentaar. Vanuit een kritische houding moet u vraagstukken uit de kliniek kunnen doorgronden en beslissingen nemen, u bewust zijnd van de beschikbare ‘evidence’.
Consultvoering
Het lijnonderwijs van Consultvoering (CV) komt in verschillende thema’s voorafgaand aan de coschappen terug. De lijn bestaat uit een afgestemd geheel van Medische Technieken (MT), Arts-Patiënt Contact (APC), Communicatie & Attitude (CA) Skills Plaza en Klinisch Redeneren (KR).In het onderwijs van het blok Heelkunde zal worden geoefend met anamnese en lichamelijk onderzoek, toegespitst op de vaardigheden die u bij het co-schap heelkunde nodig zult hebben. In de MT bijeenkomst staat onderzoek van de acute buik en de vaatboom centraal. Bij de APC bijeenkomsten voert u consulten bij patiënten met chirurgische klachten en klachten van het bewegingsapparaat.
In de lessen Communicatie & Attitude (CA) wordt expliciet aandacht besteed aan complexe communicatie, communicatievaardigheden en gesprekstechnieken. U kunt deze vaardigheden en competenties direct toepassen in de klinische praktijk van het coschap Heelkunde en vervolgens is er in het thema Kindergeneeskunde/Gynaecologie gelegenheid om de competenties bij te sturen en verder aan te scherpen.In het onderwijs van het blok Heelkunde gaat u werken met acht ‘virtuele patiëntcasussen’. Klinisch Redeneren omvat het denkproces van de arts tijdens de overgang van klacht naar diagnose, waarbij de klacht datgene is wat de patiënt voelt als hij naar de arts toe gaat en de diagnose datgene is wat de patiënt heeft volgens de arts wanneer hij weer naar huis gaat. Bij dit proces wordt gebruik gemaakt van vooraf beschikbare epidemiologische en (patho)fysiologische kennis en van patroonherkenning op grond van ervaring. Als arts moet er in de praktijk vaak binnen korte tijd met behulp van anamnese, lichamelijk onderzoek en eventueel aanvullend onderzoek tot een diagnose en behandelplan komen. Het gaat er dan niet om zo volledig mogelijk te zijn, maar om zo efficiënt mogelijk de juiste keuzes te maken. Daarnaast is het als arts erg belangrijk om vervolgens op een juiste manier, kort en krachtig de patiënt over te dragen aan een collega of supervisor. Met deze virtuele patiënt casussen gaat u dat oefenen.
Professionele Ontwikkeling
De lijn Professionele Ontwikkeling biedt een veilige plek om klinische ervaringen met elkaar te delen en hierop gezamenlijk te reflecteren onder begeleiding van een vaste mentor. U kunt in dit themablok dan ook reflecteren op uw ervaringen tijdens het coschap Inwendige geneeskunde.In de bijeenkomsten wordt aandacht besteed aan intervisie, gericht op het samen leren van reflectieve vaardigheden en werken aan oplossingen voor situaties die zich tijdens uw coschap voordeden. U draagt zelf de onderwerpen aan uit uw ervaringen in de kliniek. U werkt aan een portfolio, waarin u documenten verzamelt die zich richten op uw professionele ontwikkeling tot arts, waarin u beschrijft wat u kunt en hoe u uzelf verder wilt ontwikkelen.
Tijdens het blok Heelkunde hebt u het eerste individuele gesprek met de vaste mentor. In dit gesprek zal de mentor u als coach begeleiden bij het vergroten van uw zelfinzicht, u aanmoedigen om persoonlijke leerdoelen te formuleren en u stimuleren om actie te ondernemen om deze doelen te bereiken.
Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie
Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie is de benaming van de lijn van al het onderwijs dat gaat over Samenwerken en Veiligheid (SV) en Zorgvisie en Preventie (ZP) en loopt door het hele (bachelor en) master curriculum heen. De onderwijsonderdelen, die aan bod komen in een onderwijsthema zijn nauwkeurig afgestemd met onderwerpen, die relevant zijn voor het aansluitende coschap.
Zo zijn de onderwerpen van de lijn SOZP in het onderwijsthema Heelkunde belangrijk en handig voor het werken op plekken waar veel disciplines met elkaar samenwerken en in situaties waarbij er adequaat moet worden gehandeld in situaties met grote (tijds-)druk, zoals een operatiekamer of eerste hulp. Daarom wordt er gestart met de Principes van CRM (Crew Resource Management), dat de basis vormt voor veilig en efficiënt samenwerken, waarbij alle teamleden goed op de hoogte zijn van elkaars taken en verantwoordlijkheden. Ook wordt er in dit thema in een VO aandacht besteed aan de infectiepreventie van chirurgische ingrepen.
Je hebt in je eerste coschap veel meegemaakt en hebt waarschijnlijk wel gemerkt dat je ook kan worden geconfronteerd met situaties die anders lopen dan je had verwacht. In de e-learning Veilig incident Melden leer je hier meer over en krijg je aan de hand van casuïstiek enkele handvatten hoe hiermee om te gaan en zie je hoe je een incident kan melden.
Het VO Omgaan met fouten biedt de gelegenheid om met elkaar over incidenten of fouten te praten en eventuele ervaringen die je zelf of iemand anders bij het eerste coschap heeft meegemaakt te bespreken.
Bij de e-learning en het VO Politie en Justitie en in de Spreekkamer maak je nader kennis met de forensische Geneeskunde. Er komen verschillende situaties aan bod, waarbij de politie bijvoorbeeld letterlijk met hun arrestant, maar jouw patiënt, op de afdeling, SEH of in de spreekkamer staat.
De e-learning Screening in de praktijk biedt inzicht in de huidige praktijk en mogelijke nieuwe ontwikkelingen op het gebied van screening in Nederland. Hierdoor kom je beslagen ten ijs bij het coschap Heelkunde, waar geregeld patiënten worden gezien bij wie een aandoening door screening aan het licht is gekomen.
In het coschap Heelkunde kun je ook kennis maken met patiënten die je eventueel kan benaderen in het kader van de opdracht Patiënt Volgen.
Overige onderdelen
Naast de bovenstaande leerlijnen, is er ook aandacht voor: Radiologie, Anatomie, en Geneesmiddelenonderwijs. Deze onderdelen zijn ook binnen het thema Heelkunde weer aanwezig.
In het Radiologie-onderwijs zal aan de hand van vier aandachtsgebieden gewerkt worden als aanvulling op de kennis die u reeds heeft opgedaan in het onderwijsblok van de Interne Geneeskunde, te weten de vaatchirurgie, het musculoskeletale gebied, de interventieradiologie en de mammachirurgie.
Het belangrijkste is om inzicht te krijgen in de indicatiestelling, mogelijkheden en beperkingen bij diverse probleemstellingen.
In het anatomie-onderwijs zal aan de hand van twee verschillende sessies, te weten in week 1 en week 4, verschillende anatomische stations doorlopen worden op de snijzaal. Hierbij dient u reeds geleerde anatomische kennis te herhalen en met name ook feeling te krijgen met de praktische toepassing van deze anatomische kennis in de praktijk.
In het Geneesmiddelenonderwijs wordt het farmacotherapeutisch redeneren conform het WHO-6-step-model geoefend. Om u te ondersteunen bij de opbouw van uw geneesmiddelenkennis is de serie video’s “Het geneesmiddel van de week” ontwikkeld waar u mee kunt oefenen. De behandelde geneesmiddelen zijn afgestemd op het thema Heelkunde. Ter ondersteuning van het leerproces wordt ook veel gebruik gemaakt van het programma Pscribe.
Het maken van een behandelplan, kennen van complicaties en aanpassen van medicatie aan specifieke patiëntkenmerken is ook bij de Heelkunde aan de orde van de dag.
Thema Ma Heelkunde omvat een periode van 6 weken.
De student is toelaatbaar indien de student:
het Coschap Inwendige Geneeskunde en de bloktoets met een voldoende heeft afgerond of in geval van een onvoldoende de Examencommissie heeft bepaald dat de student door mag gaan met het volgende coschap.
Een volledige onderwijsweek in dit thema ziet er gemiddeld als volgt uit:
40 uur per week | 19 uur contactonderwijs | 1 uur grootschalig (plenair) PD Patiëntdemonstraties RB Responsiebijeenkomst Symposium |
7 uur Interactieve Werkcolleges (IWC’s) | ||
10 uur kleinschalig (inclusief lijnonderwijs) VO Vaardigheidsonderwijs IWC Interactief Werkcollege KR Klinisch Redeneren APC Arts-Patiënt-Contact MT Medische Technieken | ||
21 uur zelfstudie | 18 uur gestuurde zelfstudie (individueel of in onderwijsgroepen) ZO Zelfstudieopdrachten, inclusief de casus bij KR, e-learningmodules en Pscribe | |
3 uur overige zelfstudie | ||
In paragraaf 2.4 worden de onderwijsvormen kort toegelicht. |
Het thema kent verschillende onderwijsvormen. Hieronder volgt per onderwijsvorm een korte toelichting.
Patiëntdemonstratie
Een patiëntdemonstratie is een college waarbij de arts een patiënt presenteert. Aan de hand van het probleem van de patiënt wordt u de achtergrond en behandelproblematiek van het ziektebeeld getoond. Het begrippenschema (zie afbeelding 1) vormt hierbij het uitgangspunt: etiologie, klachten en symptomen, differentiaaldiagnose, aanvullende diagnostiek, verwijzing, therapie en prognose.
Ook de leerstof uit de vakgebieden klinische chemie, klinische genetica, beeldvormende diagnostiek, evidence based medicine, ethiek en patiëntveiligheid wordt in dit masterthema daar waar mogelijk uitgelegd aan de hand van een patiëntenprobleem. Soms wordt ter voorbereiding een literatuurstudie of het maken van een zelfstudieopdracht opgegeven.
Interactief Werkcollege (IWC)
Tijdens een interactief werkcollege wordt nader ingegaan op de weblectures en e-modules die u heeft voorbereid voorafgaand aan dit werkcollege. Ook gaat u actief aan de slag met het oplossen van casuïstiek en/of problemen en kan dieper worden ingegaan op bepaalde onderdelen van de leerstof. Per weblecture en e-module is er één interactief werkcollege. Bij enkele onderwerpen is er enkel een weblecture met een artikel dan wel enkel een e-module. Per onderwerp is dit duidelijk aangegeven. Het interactief werkcollege is hét contactmoment met de docent: maak het zo efficiënt mogelijk door de voorbereidende weblectures en/of e-modules en eventueel aanvullende casuïstiek dan wel artikelen goed voor te bereiden. Aan het begin is het mogelijk kort vragen te stellen over de bestudeerde stof. Het is echter niet de bedoeling dat de eerder bestudeerde stof weer herhaald wordt.
Vaardigheidsonderwijs (VO)
Bij het geven van vaardigheidsonderwijs staat zowel de interactie tussen studenten en docenten centraal maar ook zeker het aanleren van vaardigheden. Het onderwijs sluit aan bij het vereiste kennisniveau. Soms wordt ter voorbereiding een literatuurstudie of het maken van een zelfstudieopdracht opgegeven.
U lost in enkele gevallen patiëntenproblemen op, waarbij u kennis geïntegreerd toepast in een complexe context. Het vaardigheidsonderwijs is zo ingericht dat het u ondersteunt bij het zoeken naar de samenhang in de leerstof. U zoekt samen met de docenten en uw medestudenten naar lacunes in uw kennis en probeert er met elkaar antwoord op te vinden. Ook kunt u uw standpunt toetsen aan die van uw docent en medestudenten en leert u de waarde van andere standpunten.
Het volgen van het vaardigheidsonderwijs is verplicht.
Klinisch Redeneren (KR)
Het klinisch redeneren staat hierbij centraal, waarbij u de patiënt volgt vanaf zijn binnenkomst bij de huisarts of specialist.
De casus worden besproken in kleinschalige sessies. Dit onderwijs is vergelijkbaar met het onderwijs in Klinisch Redeneren in Bachelor jaar 3, alleen dan aangeboden op masterniveau. Het volgen van het KR-onderwijs is verplicht.
Arts – Patiënt – Contact Practicum Klinische Vaardigheden (APC)
Ter voorbereiding op het komende coschap oefent u in dit masterthema consultvoering tijdens drie arts-patiënt contacten (APC): het afnemen van een anamnese, het verrichten van lichamelijk onderzoek, het opstellen van een differentiële diagnose en het afronden van het consult. Deze klinische vaardigheden die in de bachelor zijn geoefend, worden hier herhaald en verdiept, waarbij de consultvoering in een complexere context plaatsvindt. De onderwerpen sluiten aan bij de stof van Heelkunde.
Zelfstudieopdrachten (ZO)
Een zelfstudieopdracht voert u zelfstandig uit, dat wil zeggen zonder directe begeleiding van een docent. Zelfstudieopdrachten worden ingezet bij het bestuderen van moeilijke, complexe stof. Vaak gebeurt dit aan de hand van een kritische beroepssituatie in de vorm van een casus waarin u in de rol van een arts-onderzoeker voor een dilemma staat.
ZO’s zijn in de vorm van online leermateriaal, zoals e-modules, weblectures en in een enkel geval een simulatieprogramma. Aan de hand van vragen, beelden, casuïstiek en filmpjes komen de verschillende ziektebeelden aan bod. Deze zelfstudieopdrachten moeten gevolgd worden om aan de interactieve werkcolleges mee te kunnen doen.
Op Canvas wordt aangegeven welke vorm van een ZO als voorbereiding voor een interactief werkcollege gemaakt moet worden. Formuleer de vragen die overblijven na het maken van de opdracht en neem deze mee naar de onderwijsbijeenkomst.
Klinisch redeneren vanuit de specialist maakt gebruik van een e-module, maar de indeling en logistiek is net anders. Er zal hier geen gebruik gemaakt worden van de SBAR. De indeling met inlevermomenten is als volgt:
Lees verwijsbrief en kijk eerste stukje anamnese.
Denk na welke aanvullende vragen u zou willen stellen en lever deze in via (kort en bondig!
Laat zien dat u over de casus nagedacht heeft en lever niet de gehele tractusanamnese in).
U kijkt het vervolg van de anamnese.
U kiest lichamelijk onderzoek dat u zou willen verrichten.
Op basis hiervan maakt u een DD. De meest waarschijnlijk en degene die u echt niet wilt missen, stuurt u in. U kiest aanvullend onderzoek.
U bepaalt de werkdiagnose en beleid en levert deze ook in. Uiteindelijk gaat het om het klinisch redeneerproces. Dit zal aan de hand van de ingeleverde antwoorden en actieve participatie tijdens de kleinschalige sessies worden doorgenomen.
Uw aanwezigheid bij de volgende onderdelen is verplicht:
het CV onderwijs en casusbesprekingen (MT, APC, CA, KR, SkillsPlaza)
Professionele ontwikkeling
Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie
Academische vorming
de VO’s (inclusief de onderdelen van het carousselonderwijs)
Weblectures en e-learnings
Klinisch Redeneren 2de lijn
Het radiologie onderwijs
Patientdemonstraties welke als verplicht vermeldt staan in de themamap/het rooster
Let op:
Voor bovengenoemde verplichte onderdelen geldt dat u zich alleen kunt afmelden met een zeer dringende reden. Indien u zich niet heeft afgemeld, vervalt het recht op inhalen. Voorwaarde voor het verkrijgen van de ECTS bij dit thema, is aanwezigheid bij dit onderwijs, actieve participatie en een gedegen voorbereiding.
Het blok Heelkunde bestaat uit themaonderwijs met aansluitend het coschap Heelkunde. De kennis en vaardigheden zoals u die zich eigen maakt in het blok Heelkunde worden op de volgende manieren getoetst:
Oefentoetsen Formatieve toets
De in dit blok benodigde Bachelor-kennis wordt door u zelfstandig gereactiveerd en getoetst middels oefentoetsen die elke week worden gegeven. Indien u een achterstand constateert in uw kennis, dient u deze in uw eigen tijd te reactiveren. Het initiatief hiervoor ligt bij u. Voor de oefentoetsen geldt dat u kiest of, en zo ja wanneer, u deze toets maakt. De behaalde resultaten voor de oefentoetsen hebben geen invloed op uw eindcijfer.
Beoordeling themaonderwijs
Voor het daadwerkelijk toekennen van de ECTS behorende bij thema-onderwijs, dient u te voldoen aan aanwezigheidseisen ten aanzien van alle verplichte onderwijsbijeenkomsten en tijdens de bijeenkomsten actief en professioneel te participeren. Indien u niet voldoet aan deze gestelde eisenhet betreffende thematisch onderwijs, bepaalt de themacoördinator of u het onderwijs opnieuw dient te volgen of dat het onderwijs met een andere opdracht kan worden vervangen.
iVGT
De interuniversitaire voortgangstoets (iVGT) toetst de cumulatieve, progressieve kennisniveau. Vier keer per studiejaar wordt de voortgangstoets afgenomen door ongeveer 10.000 studenten van vijf verschillende universiteiten om de voortgang in verworven kennis te meten. Om juiste antwoorden door herkenning van de vragen te voorkomen, wordt steeds een andere toets afgenomen. Voor alle toetsen wordt gestreefd naar dezelfde moeilijkheidsgraad en toetsen van hetzelfde kennisdomein. De verwachting is dat de individuele student iedere toets een hogere score behaalt dan de voorgaande toetsen als gevolg van opgedane kennis in het onderwijsprogramma.
Beoordeling Klinisch redeneren
De beoordeling van het klinisch redeneren vindt plaats tijdens de plenaire sessies en in de coschappen (twee observaties patiëntencontact).
Beoordeling lijnonderwijs
Parallel aan het themaonderwijs in de klinische blokken lopen vier lijnen met ieder een set aan toetsen: Consultvoering (CV), Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie (SOZP), Academische Vorming (AV) en Professionele Ontwikkeling (PO). Voor alle lijnen geldt een aanwezigheids- en participatieverplichting. De participatieverplichting houdt in, dat u actief participeert in de groep, zich voorbereidt op de bijeenkomsten, de opdrachten met een voldoende resultaat afrondt en de vereiste vaardigheden beheerst.
Ook zijn er vier overige onderdelen: Radiologie, Geneesmiddelenonderwijs, Revalidatie en Pathologie. Voor deze onderdelen geldt met name een aanwezigheids- en participatieplicht.
Beoordeling coschap
De eindbeoordeling voor het coschap wordt gebaseerd op een aantal deeltoetsen, zoals:
observatie patiëntcontact 1;
observatie patiëntcontact 2;
(eventueel) observatie patientcontact 3;
beoordeling Professioneel gedrag en handelen tijdens gehele coschap (hier wordt door de beoordelaar gekeken of er 10 feedbackformulieren ingevuld zijn)
aanvullende opdrachten: te weten een PICO/presentatie tijdens het coschap
Meer informatie hierover krijgt u bij aanvang van het coschap.
Schema 1 is een overzicht van het thema. Bij elke week staat een respondent genoemd. De respondent is in principe het aanspreekpunt voor inhoudelijke vragen met betrekking tot het onderwijs dat in die week wordt gegeven.
Themacoördinatoren | Telefoon | Kamer | |
Thema Ma Heelkunde | A.Numic, secretaresse onderwijs 010-7033727 ako.heelkunde@erasmusmc.nl B.Pekbay, Arts Klinisch Onderwijs J.de Jonge, Disciplinecoordinator Masterthema Heelkunde | Rg - 2 |
Er wordt in dit thema voornamelijk gewerkt met wetenschappelijke artikelen, voortbouwend op leerstof in de studieboeken zoals aangeboden in de Bachelor.
Per weblecture dan wel e-module ziet u welke richtlijnen en standaarden, wetenschappelijke artikelen en andere informatiebronnen dit betreft. Onder de literatuur valt ook het themaboek.
De verplichte boekenlijst voor de Masterstudie Geneeskunde wordt gepubliceerd op: https://www.eur.nl/erasmusmc/onderwijs/praktische-informatie
Voor de communicatie met u wordt gebruik gemaakt van deze informatiesystemen:
De onderwijssite geneeskunde (https://www.eur.nl/erasmusmc/).
Hier vindt u algemene informatie over de studie, zoals de verplichte boekenlijst.
Nieuws, mededelingen en roosterwijzigingen worden bekend gemaakt
via Heelkunde Platform (https://heelkunde.erasmusmclearning.nl/), Osiris en Canvas.
Een gedetailleerd rooster per themaweek is te vinden via STiP https://stip.erasmusmc.nl. Na verspreiding van het themarooster blijft het noodzakelijk om wijzigingen en aanvullingen te kunnen doorgeven, soms tot kort voor het moment dat het betreffende onderwijs wordt gegeven. Om op de hoogte te blijven van de laatste wijzigingen in het rooster is het noodzakelijk dat u bijna dagelijks de roosterinformatie binnen het roosterprogramma raadpleegt, in ieder geval op de dag voordat het betreffende onderwijs wordt gegeven.
De elektronische leeromgeving Heelkunde Platform.
Hier vindt u alle onderwijs-inhoudelijke informatie per week, links naar de weblectures, de sheets van deze weblectures, links naar e-modules, eventuele aanvullende literatuur , simulatieprogramma en gedetailleerde informatie van alle onderwijs-onderwerpen. Het carrouselonderwijs op de dinsdag- en donderdagmiddag vindt u in een aparte map naast de weekoverzichten.
Themacoördinator(en)
Welkom bij het thema ‘Kindergeneeskunde/Verloskunde en Gynaecologie’ , het derde thema van de masteropleiding Geneeskunde ‘Erasmusarts 2020’ aan het Erasmus MC te Rotterdam. Thema Kindergeneeskunde/Verloskunde en Gynaecologie is het voorbereidende thema voorafgaand aan het coschap Kindergeneeskunde/Verloskunde en Gynaecologie en beslaat een periode van vier weken.
De patiënt staat centraal in de Masterthema’s, waarbij u enerzijds zelfstandig de bachelorstof reactiveert en anderzijds uw kennis verdiept naar masterniveau in een academisch leerklimaat. De onderwerpen die behandeld worden bij Kindergeneeskunde/Verloskunde en Gynaecologie (KGVG) zijn gekozen op basis van de incidentie, de maatschappelijke relevantie en de cost of error van ziektebeelden die herkend moeten worden vanuit het oogpunt van patiëntveiligheid.
Tijdens Ma KGVG komen iedere week een aantal vakgebieden binnen Kindergeneeskunde/Verloskunde en Gynaecologie en aanpalende specialismen aan bod.
Bij het uitwerken van de onderwerpen is er specifieke aandacht voor:
klinisch redeneren volgens de stappen in het begrippenschema (zie afbeelding 1);
evidence-based medicine (EBM) en het toepassen van bevindingen van medisch-wetenschappelijk onderzoek in de dagelijkse praktijk;
voorschrijven geneesmiddelen;
klinische chemie, zoals inzetten van laboratoriumtesten met accent op klinisch besliskunde, sensitiviteit/specificiteit van testen en a priori kansen;
beeldvormende technieken;
diversiteit in de patiëntpopulatie;
patiëntveiligheid;
ethische dilemma’s, maatschappelijke vraagstukken en debatvoering.
De verdiepingsonderwerpen werkt u uit aan de hand van een divers aanbod aan onderwijsvormen, zoals patiëntdemonstraties (PD), interactieve werkcolleges (IWC), vaardigheidsonderwijs (VO), (elektronische) zelfstudieopdrachten (e-ZO) en casusonderwijs van Klinisch Redeneren. Daarnaast is ruim tijd ingeroosterd voor literatuurstudie.
Het onderwijs wordt verzorgd door specialisten uit de betreffende vakgebieden.
Wij benadrukken dat er in de IWC’s daadwerkelijk dieper op de voor te bereiden stof ingegaan wordt. Alleen wanneer u deze gedegen voorbereidt, zult u goed mee kunnen komen met het niveau van het IWC.
Aan de hand van enkele oefentoetsen en de Plexuz app kunt u zelfstandig relevante Bachelorstof voor de onderwerpen in de betreffende themaweken reactiveren. Deze basale kennis is het vertrekpunt voor verdieping van de kennis op masterniveau.
Hiernaast zijn er voor iedere week een aantal e-modules ontwikkeld. Aan de hand van vragen, beelden, casuïstiek en filmpjes komen verschillende ziektebeelden aan bod. In een interactief werkcollege wordt de leerstof aan de hand van uw vragen en verdere casuïstiek verder verdiept. De e-modules moeten gevolgd worden om aan deze werkcolleges mee te doen; we gaan ervan uit dat u als masterstudent met het coschap Kindergeneeskunde / Verloskunde en Gynaecologie in het vizier ook zelf zeer gemotiveerd bent om alle voorbereidingsstof serieus door te werken.
In het lijnonderwijs wordt expliciet aandacht besteed aan de ontwikkeling van (vakoverstijgende) competenties.
De lijn Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie richt zich op preventie, een populatiegerichte benadering van ziekte en gezondheid en aan de veiligheid, kwaliteit en doelmatigheid van patiëntgerichte zorg.
In de lijn Academische vorming wordt structurele aandacht besteed aan de integratie van wetenschap en klinische praktijk in EBM en Ethiek-clubs.
In de lijn Professionele Ontwikkeling reflecteert u op uw ontwikkeling van student tot arts, leert u van eigen ervaringen en die van medestudenten in intervisiesessies en traint u vaardigheden die tijdens de coschappen nodig zijn. Tijdens de masterfase heeft u een vaste mentor.
Verder worden gedurende het thema Ma KGVG de klinische vaardigheden die nodig zijn voor de coschappen herhaald en verdiept in het Consultvoering-onderwijs (CV-onderwijs).
Tot slot zijn er naast deze vier leerlijnen gedurende de master drie overige onderdelen die verdeeld over het curriculum, een plaats hebben, te weten: Geneesmiddelenonderwijs, Revalidatie en Pathologie.
Het Geneesmiddelenonderwijs binnen MA Kindergeneeskunde / Verloskunde en Gynaecologie is, net als in de eerdere thema’s, nadrukkelijk aanwezig. Het maken van een behandelplan, kennen van complicaties en aanpassen van medicatie aan specifieke patiëntkenmerken zijn ook binnen Kindergeneeskunde / Verloskunde en Gynaecologie belangrijk.
U verwerft aan de hand van de verdiepingsonderwerpen van Kindergeneeskunde / Verloskunde en Gynaecologie parate medische kennis op masterniveau en u leert academische vaardigheden toe te passen in situaties die gelijken op de beroepspraktijk. Daarnaast werkt u de komende 4 weken aan het opbouwen van een persoonlijk referentiekader met een groot aantal ziektepresentaties. U zult hiermee aan de slag gaan met behulp van specifieke verdiepingsonderwerpen, welke genoemd worden in paragraaf 1.3.
Het opbouwen van een persoonlijk referentiekader voor ziektepresentaties bereikt u door:
interactief kennis uit de bachelor op te frissen en aan te vullen door het volgen van weblectures en het maken van e-modules over de algemene casuïstiek met behulp van kennis- en inzichtvragen;
bestuderen van opgegeven literatuur;
het aanwenden van (bio)medische kennis en vaardigheden om de klachten en symptomen van de ziektepresentaties uit de lijst met
verdiepingsonderwerpen te kunnen verklaren;
Het bijwonen van de Bedside teaching
verschillende casus uit te werken volgens het principe van Klinisch Redeneren (zie ook afbeelding 1);
waar mogelijk Evidence Based Medicine-strategieën in te zetten bij het zoeken naar de diagnostische en therapeutische beleidsmogelijkheden in een specifieke patiëntcasus. Bij enkele verdiepingsonderwerpen zal een wetenschappelijk artikel ter voorbereiding van het werkcollege gelezen moeten worden;
De volgende uitgangspunten liggen ten grondslag aan het masterprogramma Erasmusarts 2020:
Leren als een actief constructief proces: in de masterfase neemt u als student een actieve rol in, waarbij u steeds meer verantwoordelijk bent voor uw eigen leerproces, zowel tijdens de opleiding als in de toekomst. Zo bereidt u zich met veelal online leermateriaal, zoals weblectures, e-modules, en simulatieprogramma’s voor op het kleinschalig onderwijs. In dit materiaal wordt ook veel gebruik gemaakt van oefenvragen, zodat u kan toetsen in hoeverre u de inhoud beheerst (principe van zelfregie).
Just in time leren & variëteit aan realistische casuïstiek: u wordt geconfronteerd met reële medische situaties of ‘echte’ patiënt-gerelateerde problemen waarin u (bio)medische kennis actief moet kunnen toepassen. Op deze manier kunt u de theorie en de praktijk direct aan elkaar linken. Leren is daarmee “just-in-time”, op het moment dat die knowhow ook echt nodig is om een probleem op te lossen.
Meer kleinschalig, interactief onderwijs, met aandacht voor samenwerking: De leeromgeving wordt gekenmerkt door meer kleinschalig onderwijs. U leert en werkt meer in teamverband.
Een blended leeromgeving: er wordt een mix van face-to-face en online werkvormen en leeractiviteiten gebruikt. Er wordt gewerkt met het concept van de ‘Flipped Classroom’, waarbij u de kennis en een deel van de vaardigheden online met zelfstudie leert. In het aansluitende kleinschalige contactonderwijs ligt het accent dan op verdieping en vaardigheidstraining.
Begrippenschema
Stappen in Klinisch redeneren
Per week komen per vakgebied de onderwerpen aan bod waarvan het belangrijk is dat een basisarts hiervan kennis heeft. Uiteraard is er een deel overlap met wat u eerder in de bachelor hebt geleerd. Herhaling van de belangrijkste onderwerpen die voor iedere basisarts van belang zijn leidt tot een hoger leerrendement. De themaweken bereiden u inhoudelijk gezien optimaal voor op de aansluitende coschappen.
Week KGVG.1 | Week KGVG.2 |
Antenatale zorg Klinisch redeneren: | Groeivertraging obstetrisch Klinisch redeneren |
Week KGVG.3 | Week KGVG.4 |
Prematuur/dysmatuur Klinisch redeneren : | Lichamelijk onderzoek kleuter Klinisch redeneren: |
Naast het bovenstaande onderwijs zullen er door de lesweken doorlopend rondes met bedside teaching en vaardigheidsonderwijs plaatsvinden. Hierbij zullen per keer 6 studenten bepaald onderwijs volgen.
Hieronder kort een overzicht van het te volgen onderwijs voor de ‘bedside teaching’ en het vaardigheidsonderwijs.
Bedside teaching ronde | Vaardigheidsonderwijs | |
Bedside pasgeborene | Gynaecologisch onderzoek (fantomen) | |
Rondleiding NICU | Gynaecologisch onderzoek & attitude met DGO | |
Rondleiding PICU | Baring (fantoom) | |
Acute obstetrie | ||
Klin. Chemie: bloedgroepantagonisme | ||
Genetica Counseling Prenataal |
In de masteropleiding Geneeskunde wordt gewerkt met globale leerdoelen. Een leerdoel vertelt u wat u aan het eind van een onderwijsperiode moet weten en kunnen. In de zelfstudieopdrachten vindt u meer specifieke leerdoelen voor het desbetreffende onderwerp.
De globale leerdoelen zijn:
De student kan onderscheid maken tussen situaties die acuut en die niet-acuut zijn en hierbij een toelichting geven.
De student kan aan de hand van een klachtenpresentatie de hulpvraag van de patiënt verhelderen en een probleem definiëren.
De student kan bij de ziektepresentaties, de pathogenese en pathofysiologie relateren aan het klinisch proces.
De student kan zelfstandig aan de hand van bevindingen in de anamnese en lichamelijk onderzoek een differentiaaldiagnose opstellen en hierbij de meest waarschijnlijke diagnose aangeven.
De student kan zelfstandig de waarschijnlijke diagnose toetsen aan de hand van diagnostiek, rekening houdend met de epidemiologie.
De student kan aan de hand van de waarschijnlijke diagnose beargumenteren welk (farmaco-) therapeutisch beleid moet worden gevolgd en met behulp van het Farmacotherapeutisch Kompas en het Kinderformularium, het farmacotherapeutisch beleid vertalen naar een recept.
De student kan mondeling en schriftelijk over een patiënt rapporteren aan collega’s, bijvoorbeeld via een verwijsbrief, een ontslagbrief of een overdracht.
De student kan een patiënt zowel mondeling als schriftelijk informatie en uitleg geven.
De student kan het handelen van een arts analyseren aan de hand van een patiëntendossier.
De student kan richtlijnen voor de behandeling van een patiënt vinden en toepassen, en motiveren wanneer hij afwijkt van een richtlijn.
De student kan de mogelijkheden noemen die een arts heeft als hij de grenzen van behandelen heeft bereikt.
De student kan op basis van wetenschappelijke bevindingen en ethische overwegingen beargumenteerd een standpunt innemen ten aanzien van een medisch-ethisch-maatschappelijk vraagstuk.
De student kan een beleidskeuze maken op basis van valide argumenten ontleend aan wetenschappelijke literatuur (EBM), en hij kan zijn standpunt ten overstaan van zijn medestudenten verdedigen.
De lijn (beroepsgebonden) Academische vorming loopt verder door in Kindergeneeskunde / Verloskunde en Gynaecologie . In het onderdeel Wetenschappelijke Vorming wordt meer en structurele aandacht besteed aan de integratie van wetenschap en klinische praktijk. Tijdens het coschap Inwendige hebt u casuïstiek verzameld deze wordt in dit blok besproken in EBM-clubs. Hiervoor werkt u een casus geheel uit of kijkt u een casus van medestudenten na en geeft daarop commentaar. Vanuit een kritische houding moet u vraagstukken uit de kliniek kunnen doorgronden en beslissingen nemen, u bewust zijn van de beschikbare ‘evidence’.
In het kader van beroepsgebonden academische vorming wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de integratie van medische én ethische aspecten in de arts-patiëntrelatie. Tijdens de coschappen interne geneeskunde en heelkunde hebt u één casus uit de praktijk gekozen waarbij u één (of meer) ethische dilemma’s herkend. U werkt de casus uit aan de hand van een specifiek format, de ‘Rotterdamse Routekaart’, een stappenplan voor ethische beraadslaging in de medische praktijk. In het blok Kinder/Verlos-Gyn vindt Ethiekclub 1 plaats; daar zal een aantal ethische casusuitwerkingen worden gepresenteerd en besproken. Op alle casusuitwerkingen wordt schriftelijk feedback gegeven.
Het herkennen van ethische vragen en dilemma’s en het kunnen beargumenteren van deze kwesties om tot onderbouwde beslissingen te kunnen komen, is een onontbeerlijke vaardigheid voor (toekomstige) artsen.
Het lijnonderwijs van Consultvoering (CV) komt in verschillende thema’s voorafgaand aan de coschappen terug. De lijn bestaat uit een afgestemd geheel van Medische Technieken (MT), Arts-Patiënt Contact (APC), Communicatie & Attitude (CA) Skills Plaza en Klinisch Redeneren (KR).
In het onderwijs voor consultvoering tijdens het blok Kindergeneeskunde / Verloskunde en Gynaecologie zal worden geoefend met de gynaecologische en seksuele anamnese en het afnemen van een hetero anamnese bij ouders en de communicatie met (jonge) kinderen en tieners. Ook wordt er aandacht besteed aan het voeren van een slecht nieuwsgesprek waarbij er speciaal aandacht is voor communicatieve vaardigheden, empathie, omgaan met emoties en het faseren van informatie. Dit zijn vaardigheden die u bij Kindergeneeskunde / Verloskunde en Gynaecologie nodig zult hebben.
In de lessen Communicatie & Attitude (CA) wordt expliciet aandacht besteed aan complexe communicatie, communicatievaardigheden en gesprekstechnieken. U kunt deze vaardigheden en competenties direct toepassen in de klinische praktijk van het coschap Kindergeneeskunde / Verloskunde en Gynaecologie in de lessen hebt u de gelegenheid om de competenties bij te sturen en verder aan te scherpen.
Voor het onderdeel Klinisch Redeneren zijn er diverse online patiëntcasussen ontwikkeld, waarin u voor de onderwijsbijeenkomst realistische, niet-gestuurde casussen met een toenemende mate van complexiteit krijgt. Leer efficiënt en doelgericht te werken en beslissingen te nemen op basis van beperkte informatie. Er mogen fouten gemaakt worden in deze veilige leeromgeving.
In het blok KGVG vinden sessies Klinisch Redeneren plaats in week 2 en week 4. Per sessie worden 4 casussen behandeld. De link naar de casus kunt u op Canvas vinden vanaf 1 week voor de start van het KGVG-blok. Lever na het maken van de casus voor de deadline uw antwoorden in.
De lijn Professionele Ontwikkeling biedt een veilige plek om klinische ervaringen met elkaar te delen en hierop gezamenlijk te reflecteren onder begeleiding van een vaste mentor. U kunt in dit themablok dan ook reflecteren op uw ervaringen tijdens het coschap Heelkunde. In de eerste bijeenkomsten gaan we weer aan de slag met intervisie, gericht op het samen leren van reflectieve vaardigheden en werken aan oplossingen voor situaties die zich tijdens uw coschap voordeden. U draagt zelf de onderwerpen aan uit uw ervaringen in de kliniek. U werkt aan een portfolio, waarin u documenten verzamelt die zich richten op uw professionele ontwikkeling tot arts, waarin u beschrijft wat u kunt en hoe u uzelf verder wilt ontwikkelen.
In de tweede bijeenkomst wordt er aandacht besteed aan de oriëntatie op latere beroepskeuze. Misschien is uw loopbaanplan nog één groot vraagteken, of twijfelt u of u wel de juiste weg bent ingeslagen. Of misschien weet u juist precies wat u wilt, en werkt u daar nauwgezet naar toe. In al die gevallen is het goed om na te denken over uw loopbaan. In deze les stimuleren we u door middel van een aantal oefeningen om uzelf kritisch te bevragen: wat zijn mijn vaardigheden en talenten? Welke persoonlijke eigenschappen zijn bij mij sterk ontwikkeld? Waar ben ik gepassioneerd over? Wat als ik geen passie heb? Wat zijn mijn waarden, of anders gezegd: wat vind ik belangrijk in mijn werk en daar buiten? Wat versta ik onder een succesvol leven? Naast het uzelf bevragen, hoort u in deze bijeenkomst ook hoe uw groepsgenoten u zien, en in welke carrières zij denken dat u goed tot uw recht komt.
Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie is de benaming van de lijn van al het onderwijs dat gaat over Samenwerken en Veiligheid (SV) en Zorgvisie en Preventie (ZP) en loopt door het hele (bachelor en) master curriculum heen.
De onderwijsonderdelen, die aan bod komen in een onderwijsthema zijn nauwkeurig afgestemd met onderwerpen, die relevant zijn voor het aansluitende coschap.
Zo wordt binnen de lijn SOZP in het onderwijsthema Kindergeneeskunde / Verloskunde en Gynaecologie verder geoefend met de principes van CRM, een onderwerp dat belangrijk en handig is voor het werken op plekken waar veel disciplines met elkaar samenwerken. Het vormt de basis voor veilig en efficiënt samenwerken, waarbij alle teamleden goed op de hoogte zijn van elkaars taken, vaardigheden, en verantwoordlijkheden. Ook wordt er in dit thema aandacht besteed aan Patiënt en Family en Centered Care (PFCC). PFCC richt zich op het actief betrekken van patiënten en familie bij de zorg en behandeling en op het samenwerken met patiënten en familie. In Erasmus MC, Sophia worden hier goede ervaringen mee opgedaan. Er is geen goede Nederlandse vertaling voor Patient and Family Centered Care. In het Erasmus MC-Sophia wordt het Samenzorg genoemd.
Binnen de lijn SOZP komen in het onderwijsthema Kindergeneeskunde / Verloskunde en Gynaecologie ook twee onderwerpen aan bod waarin zowel preventie als multidisciplinaire samenwerking een belangrijke rol spelen. Zo wordt er in de e-module 'Gezond zwanger' aandacht besteed aan preconceptionele leefstijladvisering ter bevordering van een gezonde zwangerschap, en aan een multidisciplinaire aanpak om perinatale gezondheidsverschillen te verkleinen. In de e-module 'Vroege opsporing van groei- en ontwikkelingsstoornissen' wordt ingegaan op het vroegtijdig signaleren - en zonodig doorverwijzen naar de kinderarts- van een afwijkende groei of vertraagde ontwikkeling door de Jeugdgezondheidszorg, om verergering van de stoornis en nadelige gevolgen voor het kind en gezin zoveel mogelijk te voorkomen.
In het coschap Kindergeneeskunde en Verloskunde en Gynaecologie kunt u ook kennis maken met patiënten die u eventueel kunt benaderen in het kader van de opdracht Patiënt Volgen.
In het Geneesmiddelenonderwijs wordt het farmacotherapeutisch redeneren conform het WHO-6-step-model geoefend. Om u te ondersteunen bij de opbouw van uw geneesmiddelenkennis is de serie video’s “Het geneesmiddel van de week” ontwikkeld waar u mee kunt oefenen. De behandelde geneesmiddelen zijn afgestemd op het thema Kindergeneeskunde / Verloskunde en Gynaecologie . Ter ondersteuning van het leerproces wordt ook gebruik gemaakt van het programma Pscribe.
De student is toelaatbaar indien de student:
Alle onderwijsonderdelen van serie A (Inwendige geneeskunde en Heelkunde) , heeft behaald
Deelgenomen heeft aan de Witte Jas Ceremonie of deze heeft voldaan door middel van een vervangende opdracht.
Een volledige onderwijsweek in dit thema ziet er gemiddeld als volgt uit:
40 uur per week | 18 uur contactonderwijs | 1 uur grootschalig (plenair) |
7 uur Interactieve Werkcolleges (IWC’s) | ||
10 uur kleinschalig (inclusief lijnonderwijs) | ||
21 uur zelfstudie | 18 uur gestuurde zelfstudie (individueel of in onderwijsgroepen) | |
3 uur overige zelfstudie |
In paragraaf 2.4 worden de onderwijsvormen kort toegelicht.
Het thema kent verschillende onderwijsvormen. Hieronder volgt per onderwijsvorm een korte toelichting.
Bedsideteaching is een onderwijsvorm waarbij u een opgenomen patiënt ontmoet. Aan de hand van het probleem van de patiënt wordt u de achtergrond en behandelproblematiek van het ziektebeeld getoond. Het begrippenschema (zie afbeelding 1) vormt hierbij het uitgangspunt: etiologie, klachten en symptomen, differentiaaldiagnose, aanvullende diagnostiek, verwijzing, therapie en prognose.
Ook de leerstof uit de vakgebieden klinische chemie, klinische genetica, beeldvormende diagnostiek, evidence based medicine, ethiek en patiëntveiligheid wordt in dit masterthema daar waar mogelijk uitgelegd aan de hand van een patiëntenprobleem.
Meestal wordt hiervoor ter voorbereiding een literatuurstudie of het maken van een zelfstudieopdracht opgegeven.
Tijdens een interactief werkcollege wordt nader ingegaan op de weblectures en e-modules en literatuur die u heeft voorbereid voorafgaand aan dit werkcollege. Ook gaat u actief aan de slag met het oplossen van casuïstiek en/of problemen en kan dieper worden ingegaan op bepaalde onderdelen van de leerstof. Bij enkele onderwerpen is er enkel een weblecture met een artikel dan wel enkel een e-module. Per onderwerp is dit duidelijk aangegeven. Het interactief werkcollege is hét contactmoment met de docent: maak het zo efficiënt mogelijk door de voorbereidende weblectures en/of e-modules en eventueel aanvullende casuïstiek dan wel literatuur goed voor te bereiden. Aan het begin is het mogelijk kort vragen te stellen over de bestudeerde stof. Het is echter niet de bedoeling dat de eerder bestudeerde stof weer herhaald wordt.
Bij het geven van vaardigheidsonderwijs staat zowel de interactie tussen studenten en docenten centraal maar ook zeker het aanleren van vaardigheden. Het onderwijs sluit aan bij het vereiste kennisniveau. Soms wordt ter voorbereiding een literatuurstudie of het maken van een zelfstudieopdracht opgegeven.
U lost in enkele gevallen patiëntenproblemen op, waarbij u kennis geïntegreerd toepast in een complexe context. Het vaardigheidsonderwijs is zo ingericht dat het u ondersteunt bij het zoeken naar de samenhang in de leerstof. U zoekt samen met de docenten en uw medestudenten naar lacunes in uw kennis en probeert er met elkaar antwoord op te vinden. Ook kunt u uw standpunt toetsen aan die van uw docent en medestudenten en leert u de waarde van andere standpunten.
Het volgen van het vaardigheidsonderwijs is verplicht.
Het klinisch redeneren staat hierbij centraal, waarbij u de patiënt volgt vanaf zijn binnenkomst bij de huisarts.
De casus worden besproken in kleinschalige sessies. Dit onderwijs is vergelijkbaar met het onderwijs in Klinisch Redeneren in Bachelor jaar 3, alleen dan aangeboden op masterniveau. Het volgen van het KR-onderwijs is verplicht.
Ter voorbereiding op het komende coschap oefent u in dit masterthema consultvoering tijdens drie arts-patiënt contacten (APC): het afnemen van een anamnese, het verrichten van lichamelijk onderzoek, het opstellen van een differentiële diagnose en het afronden van het consult. Deze klinische vaardigheden die in de bachelor zijn geoefend, worden hier herhaald en verdiept, waarbij de consultvoering in een complexere context plaatsvindt. De onderwerpen sluiten aan bij de stof van Kindergeneeskunde, Verloskunde en Gynaecologie
Een zelfstudieopdracht voert u zelfstandig uit, dat wil zeggen zonder directe begeleiding van een docent. Zelfstudieopdrachten worden ingezet bij het bestuderen van moeilijke, complexe stof. Vaak gebeurt dit aan de hand van een kritische beroepssituatie in de vorm van een casus waarin u in de rol van een arts-onderzoeker voor een dilemma staat.
ZO’s zijn in de vorm van online leermateriaal, zoals e-modules, weblectures, literatuurstudie en in een enkel geval een simulatieprogramma. Aan de hand van vragen, beelden, casuïstiek en filmpjes komen de verschillende ziektebeelden aan bod. Deze zelfstudieopdrachten moeten gevolgd worden om aan de interactieve werkcolleges mee te kunnen doen. Formuleer na elke gemaakte zelfstudieopdrachten de vragen die je (nog) hebt en neem deze mee naar het IWC waar de opdrachten worden besproken.
Op Canvas wordt aangegeven welke vorm van een ZO als voorbereiding voor een interactief werkcollege gemaakt moet worden. Formuleer de vragen die overblijven na het maken van de opdracht en neem deze mee naar de onderwijsbijeenkomst.
Uw aanwezigheid bij de volgende onderdelen is verplicht:
het Consultvoering onderwijs (CV onderdelen: MT, APC, CA, KR, SkillsPlaza)
casusbesprekingen (Consultvoering KR)
Professionele ontwikkeling
Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie
Academische vorming
Het Vaardigheidsonderwijs ( VO’s )
Bedside teaching
Let op:
Voor bovengenoemde verplichte onderdelen geldt dat u zich alleen kunt afmelden met een zeer dringende reden. Indien u zich niet heeft afgemeld, vervalt het recht op inhalen. Voorwaarde voor het verkrijgen van de ECTS bij dit thema, is aanwezigheid bij dit verplichte onderwijs, actieve participatie en een gedegen voorbereiding.
Het blok Kindergeneeskunde / Verloskunde en Gynaecologie bestaat uit themaonderwijs met aansluitend het coschap Kindergeneeskunde / Verloskunde en Gynaecologie. De kennis en vaardigheden zoals u die zich eigen maakt in dit blok worden op de volgende manieren getoetst:
De Bachelor kennis wordt door u zelfstandig gereactiveerd en getoetst middels oefentoetsen (EUR app). Indien u een achterstand constateert in uw kennis, dient u deze in uw eigen tijd te reactiveren. Het initiatief hiervoor ligt bij u. Voor de oefentoetsen geldt dat u kiest of, en zo ja wanneer, u deze toets maakt.
Voor het daadwerkelijk toekennen van de ECTS behorende bij thema-onderwijs, dient u te voldoen aan aanwezigheidseisen ten aanzien van alle verplichte onderwijsbijeenkomsten en tijdens de bijeenkomsten actief en professioneel te participeren. Indien u niet voldoet aan deze gestelde eisen van het betreffende thematisch onderwijs, bepaalt de themacoördinator of u het onderwijs opnieuw dient te volgen of dat het onderwijs met een andere opdracht kan worden vervangen.
Vanaf september 2022 wordt in de master Geneeskunde de iVTG op adaptieve wijze afgenomen. Hierbij krijg je vragen uit een vragenbank voorgelegd die naarmate de reeks vordert steeds beter passen bij jouw kennisniveau. Elke volgende vraag in de toets is gebaseerd op de prestatie op de voorgaande vragen. Dus, als je een vraag goed beantwoordt, krijg je een moeilijkere vraag. Had je de vraag fout, dan krijg je een makkelijkere vraag. Iedere opvolgende afname maak je op een hoger niveau, ook als je een voorgaande toets niet behaald hebt.
Meer informatie over de adaptieve iVTG is te vinden op de website van de iVTG. Ook vindt je hier antwoorden te vinden op vaker gestelde vragen over de adaptieve voortgangstoets onder FAQ.
Elk masterjaar vinden er 4 iVTGs plaats. In totaal zijn er dus 12 iVTGs
De beoordeling van het KR vindt op basis van SBAR, actieve participatie en aanwezigheid bij de besprekingen van KR.
Parallel aan het themaonderwijs in de klinische blokken lopen vier lijnen met ieder een set aan toetsen: Consultvoering (CV), Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie (SOZP), Academische Vorming (AV) en Professionele Ontwikkeling (PO).
Voor alle lijnen geldt een aanwezigheids- en participatieverplichting. De participatieverplichting houdt in, dat u actief participeert in de groep, zich voorbereidt op de bijeenkomsten, de opdrachten met een voldoende resultaat afrondt en de vereiste vaardigheden beheerst.
Als één of meer van de volgende vier overige onderdelen deel uit maken van het onderwijs: Radiologie, Geneesmiddelenonderwijs, Revalidatie en Pathologie. Dan geldt voor deze onderdelen met name een aanwezigheids- en participatieplicht.
De eindbeoordeling voor het coschap wordt gebaseerd op een aantal deelbeoordelingen, zoals:
observatie patiëntcontact 1;
observatie patiëntcontact 2;
beoordeling Professioneel gedrag en handelen tijdens gehele coschap;
eventuele aanvullende opdrachten.
Meer informatie hierover krijgt u bij aanvang van het coschap.
Schema 1 is een overzicht van het thema. Bij elke week staat een respondent genoemd. De respondent is in principe het aanspreekpunt voor inhoudelijke vragen met betrekking tot het onderwijs dat in die week wordt gegeven.
Schema 1 Thema-overzicht
Themacoördinatoren | Telefoon | Kamer | |
Thema Ma Kindergeneeskunde/Verloskunde en Gynaecologie Dr. P.M.J. (Patricia) Kalkman, Kindergeneeskunde | master.kinder.gyn@erasmusmc.nl A.(Afroditi) Chatziioannidou, medewerker onderwijsbureau Sophia 010-7037033 | SP-3433 |
Er wordt in dit thema voornamelijk gewerkt met wetenschappelijke artikelen, voortbouwend op leerstof in de studieboeken zoals aangeboden in de Bachelor.
Per onderdeel ziet u welke richtlijnen en standaarden, wetenschappelijke artikelen en andere informatiebronnen dit betreft. Onder de literatuur valt ook het themaboek.
De verplichte boekenlijst voor de Masterstudie Geneeskunde wordt gepubliceerd op: https://www.eur.nl/erasmusmc/onderwijs/praktische-informatie
Voor de communicatie met u wordt gebruik gemaakt van deze informatiesystemen:
De onderwijssite geneeskunde (https://www.eur.nl/erasmusmc).
Hier vindt u algemene informatie over de studie, zoals de verplichte boekenlijst.
Nieuws, mededelingen en roosterwijzigingen worden bekend gemaakt via Osiris en Canvas.
Een gedetailleerd rooster per themaweek is te vinden via STiP https://stip.erasmusmc.nl.
Na verspreiding van het themarooster blijft het noodzakelijk om wijzigingen en aanvullingen te kunnen doorgeven, soms tot kort voor het moment dat het betreffende onderwijs wordt gegeven.
Om op de hoogte te blijven van de laatste wijzigingen in het rooster is het noodzakelijk dat u bijna dagelijks de roosterinformatie binnen het roosterprogramma raadpleegt, in ieder geval op de dag voordat het betreffende onderwijs wordt gegeven.
De elektronische leeromgeving Canvas
Hier vindt u alle onderwijs-inhoudelijke informatie per week, links naar de weblectures, de sheets van deze weblectures, links naar e-modules, eventuele aanvullende literatuur , simulatieprogramma's en gedetailleerde informatie van alle onderwijs-onderwerpen.
Bij het volgen van het onderwijs geldt de Erasmuscode die bestaat uit de volgende richtlijnen:
De student komt op tijd bij te volgen onderwijs. De voorste plaatsen in de collegezaal moeten zoveel mogelijk worden benut zodat de studenten, die onverhoopt toch te laat komen, achterin plaats kunnen nemen. Ook voor docenten en eventueel aanwezige patiënten is het prettig als de voorste plaatsen worden gebruikt.
De student komt op het ingeroosterde tijdstip van zijn vaardigheidsonderwijs.
De student toont interesse en betrokkenheid. Gedragingen of handelingen die niet uit het beoogde doel van het onderwijs voortkomen, worden niet geaccepteerd.
De student heeft een schoon en verzorgd uiterlijk.
Etenswaren worden niet genuttigd tijdens het volgen van onderwijs.
De student stelt zich aan de patiënt voor wanneer de mogelijkheid wordt geboden om voorin de collegezaal direct vragen te stellen aan de patiënt.
In beginsel spreekt de student de docent en de patiënt met ‘u’ aan.
De student gaat zorgvuldig om met zijn/haar zwijgplicht. De zwijgplicht houdt in dat de student niets openbaar maakt van wat de student over en van patiënten te horen en te zien krijgt. De zwijgplicht geldt dus al voordat deze wordt bezworen bij het artsexamen.
De informatie die de student op sociale media publiceert over medestudenten, docenten en overige medewerkers van het Erasmus MC in de context van de opleiding binnen het Erasmus MC is constructief en bevat geen laster of schuttingtaal. Patiënt informatie mag u nooit op sociale media plaatsen. Realiseert u zich dat de inhoud van sociale media altijd vindbaar is en blijft.
De student kan bij het in gebreke blijven op bovenstaande worden aangesproken door medestudenten, docent en patiënt. Indien volhardend in zijn gedrag kan de student - in het belang van onderwijs en patiëntenzorg - de verdere toegang tot onderwijs worden ontzegd.
Themacoördinator(en)
Welkom bij het thema Neurologie/Psychiatrie, het vierde thema van de masteropleiding Geneeskunde Erasmusarts 2020 aan het Erasmus MC te Rotterdam. Het thema is onderdeel van het blok Neurologie/Psychiatrie, waarin naast het thema ook beide coschappen vallen. Het onderwijs in het thema is gericht op het toepassen van kennis en vaardigheden in de beroepspraktijk, ter voorbereiding op de coschappen Neurologie en Psychiatrie. Het onderwijs beslaat een periode van vier weken.
De patiënt staat centraal in thema Ma Neurologie/Psychiatrie; onderwerpen worden klachtgericht benaderd met bedside teaching als rode draad. U frist de bachelorstof op en verdiept uw kennis naar masterniveau in een academisch leerklimaat. De verdiepingsonderwerpen vanuit de neurologie en psychiatrie zijn gekozen op basis van de incidentie en de maatschappelijke relevantie van de ziektebeelden. Ook ziektebeelden die herkend moeten worden vanuit het oogpunt van patiëntveiligheid komen aan bod. Het lijnonderwijs en geneesmiddelenonderwijs zijn nauw verweven met het onderwijs vanuit de neurologie en psychiatrie.
In het thema is specifieke aandacht voor:
het toepassen van kennis en vaardigheden in de beroepspraktijk, waarbij veelvuldig met ‘echte’ patiënten geoefend zal worden;
klinisch redeneren volgens de stappen in het begrippenschema
evidence-based medicine (EBM), waarbij bevindingen van medisch-wetenschappelijk onderzoek in de beroepspraktijk worden toegepast;
het voorschrijven van geneesmiddelen;
het beoordelen van wilsbekwaamheid van een patiënt.
De verdiepingsonderwerpen werkt u uit aan de hand van een divers aanbod aan onderwijsvormen, zoals patiëntdemonstraties (PD), bedside teaching (BT), interactieve werkcolleges (IWC), vaardigheidsonderwijs (VO), (elektronische) zelfstudieopdrachten (e-ZO), casusonderwijs van Klinisch Redeneren en zelfstudie. Het onderwijs wordt gegeven door specialisten in de betreffende vakgebieden. Bij sommige onderwijsonderdelen zijn voorbereiding door het maken van een e-ZO, aanwezigheid en een actieve participatie verplicht. Zie paragraaf 2.6 verplichte onderdelen van deze themamap. In het lijnonderwijs wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling van vakoverstijgende competenties. De klinische vaardigheden die nodig zijn voor de coschappen worden herhaald en verdiept in onder andere het Consultvoering-onderwijs.
In de lijn Academische vorming wordt structurele aandacht besteed aan de integratie van wetenschap en klinische praktijk in EBM en Ethiek-clubs.In de lijn Professionele Ontwikkeling reflecteert u op uw ontwikkeling van student tot arts, leert u van eigen ervaringen en die van medestudenten in intervisiesessies en traint u vaardigheden die tijdens de coschappen nodig zijn. Tijdens de masterfase heeft u een vaste mentor. De lijn Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie richt zich op preventie, een populatiegerichte benadering van ziekte en gezondheid en aan de veiligheid, kwaliteit en doelmatigheid van patiëntgerichte zorg.
Tot slot zijn er naast deze vier leerlijnen gedurende de master drie overige onderdelen die verdeeld over het curriculum een plaats hebben, te weten: Geneesmiddelenonderwijs, Revalidatie en Pathologie. In thema Ma Neurologie/Psychiatrie neemt het geneesmiddelenonderwijs een prominente plaats in.
U verwerft aan de hand van de verdiepingsonderwerpen van Neurologie/ Psychiatrie parate medische kennis op masterniveau en u leert academische vaardigheden toe te passen in situaties die gelijken op de beroepspraktijk. Daarnaast werkt u de komende vier weken aan het opbouwen van een persoonlijk referentiekader voor een groot aantal ziektebeelden. Een verscheidenheid aan neurologische en psychiatrische ziektepresentaties zullen de revue passeren, waarbij de onderliggende pathofysiologie in een DD moet worden uitgediept en een beleid zal moeten worden opgesteld. Dit bereikt u door:
interactief kennis uit de bachelor op te frissen en te verdiepen aan de hand van verschillende onderwijsvormen, waarbij bedside teaching de rode draad is;
het aanwenden van (bio)medische kennis en vaardigheden om de symptomen van ziektebeelden te kunnen verklaren;
verschillende casus uit te werken volgens het principe van klinisch redeneren;
waar mogelijk EBM-strategieën in te zetten bij het zoeken naar de diagnostische en therapeutische mogelijkheden in een specifieke patiëntcasus;
het zorgpad, dat een patiënt aflegt van huisarts tot specialist en weer terug naar de huisarts, te volgen.
De volgende uitgangspunten liggen ten grondslag aan het masterprogramma Erasmusarts 2020:
Leren als een actief constructief proces: In de masterfase neemt u als student een actieve rol in, waarbij u steeds meer verantwoordelijk bent voor uw eigen leerproces. Zo bereidt u zich met veelal online leermateriaal voor op het kleinschalig onderwijs. In dit materiaal wordt ook veel gebruik gemaakt van oefenvragen, zodat u kan toetsen in hoeverre u de inhoud beheerst (principe van zelfregie).
Just in time leren & variëteit aan realistische casuïstiek: U wordt geconfronteerd met reële medische situaties of ‘echte’ patiënt-gerelateerde problemen waarin u (bio)medische kennis actief moet kunnen toepassen. Op deze manier kunt u de theorie en de praktijk direct aan elkaar linken. Leren is daarmee “just-in-time”, op het moment dat die knowhow ook echt nodig is om een probleem op te lossen.
Meer kleinschalig, interactief onderwijs, met aandacht voor samenwerking: De leeromgeving wordt gekenmerkt door meer kleinschalig onderwijs. U leert en werkt meer in teamverband.
Een blended leeromgeving: Er wordt een mix van face-to-face en online werkvormen en leeractiviteiten gebruikt. Er wordt gewerkt met het concept van de ‘Flipped Classroom’, waarbij u de kennis en een deel van de vaardigheden online met zelfstudie leert. In het aansluitende kleinschalige contactonderwijs ligt het accent dan op verdieping en vaardigheidstraining.
Per week komen verdiepingsonderwerpen aan bod waarvan het belangrijk is dat een basisarts hiervan kennis heeft, uitgaande van veel voorkomende klachtenpatronen. Uiteraard is er een deel overlap met wat u eerder in de bachelor en eerdere masterblokken hebt geleerd. Herhaling van de belangrijkste onderwerpen die voor iedere basisarts van belang zijn leidt tot een hoger leerrendement.
Tabel 1 | Lijst met verdiepingsonderwerpen Per themaweek 1 t/m 4 |
Week NP.1 | Week NP.2 |
Landelijke toets Farmacotherapie Neurologisch onderzoek Psychiatrische ziekteleer Psychiatrisch onderzoek Bedside teaching Psychiatrie Bedside teaching Neurologie Psychosespectrumstoornissen Stemmingsstoornissen Angststoornissen Somatisch onverklaarde lichamelijke klachten (SOLK) Literatuurstudie (KR) Beoordelen van wils(on)bekwaamheid Functioneren na/bij ziekte (SG) Psychosociale anamnese Omgaan met vooroordelen: psychiatrische patiënt TDM & toxicologie Therapietrouw Geneesmiddel van de week | Bedside teaching Psychiatrie Bedside teaching Neurologie Kinder- en jeugdpsychiatrie Gesprekstechnieken/SOLK-training Persoonlijkheidsstoornissen Neurocognitieve stoornissen Somatisch-symptoomstoornis Wvggz en WGBO Suïcidaliteit Literatuurstudie (KR) Tuchtzaak Revalidatie bij chronische progressieve ziekten Farmacogenetica in de praktijk Psychofarmacologie Geneesmiddel van de week Klinisch redeneren: Voorbereiding bijeenkomst 6 48-jarige vrouw met pijn in het onderbeen 34-jarige vrouw met duizeligheid 86-jarige verwarde vrouw 63-jarige man met pijn in de buik |
Week NP.3 | Week NP.4 |
Bedside teaching Psychiatrie Bedside teaching Neurologie Wegrakingen, bewustzijnsstoornissen en slaapstoornissen Neurologische uitval (perifere en centrale aandoeningen) Bewegingsstoornissen Slecht zien, dubbelzien, Problemen met spreken en slikken Erfelijke bewegingsstoornissen DNR-beleid SOLK-gesprek EBM-club III VO elektronisch voorschrijven in HIX Revalidatie na CVA Klinisch redeneren: Voorbereiding bijeenkomst 7 65-jarige vrouw met buikpijn 77-jarige man met een wegraking 44-jarige man met somberheid 60-jarige vrouw met problemen met lezen | Bedside teaching Psychiatrie (psychosespectrumstoornis stemmingsstoornissen; persoonlijkheidsstoornissen; angststoornissen) Bedside teaching Neurologie Hoofdpijn en duizeligheid Pijn in nek en armen of rug en benen Stoornissen van cognitie en gedrag Benigne en maligne pijn Shared decision making (SOZP) Bespreking opdracht Patiënt volgen (SOZP) Geneesmiddeleninteracties Mentorgesprek |
N.B. Controleer altijd OSIRIS voor het actuele rooster.
In de masteropleiding Geneeskunde wordt gewerkt met globale leerdoelen. Een leerdoel vertelt u wat u aan het eind van een onderwijsperiode moet weten en kunnen.
De globale leerdoelen van thema Ma Neurologie/Psychiatrie zijn:
De student kan onderscheid maken tussen situaties die acuut en die niet-acuut zijn en hierbij een toelichting geven.
De student kan zelfstandig een anamnese afnemen en psychiatrisch en neurologisch onderzoek uitvoeren.
De student kan aan de hand van bevindingen uit de anamnese en het psychiatrisch en lichamelijk onderzoek zelfstandig een differentiaaldiagnose opstellen en hierbij de waarschijnlijke diagnose aangeven, rekening houdend met de epidemiologie.
De student kan een voorstel voor aanvullend onderzoek formuleren aan de hand van de differentiaaldiagnose.
De student kan het aanvullend onderzoek adequaat interpreteren.
De student kan aan de hand van de waarschijnlijke diagnose beargumenteren wat de aangewezen behandeling is. Indien farmacotherapie aan de orde is, kan de student met behulp van het farmacotherapeutisch kompas het farmacotherapeutisch beleid vertalen naar een recept.
De student kan mondeling en schriftelijk over een patiënt rapporteren aan collega’s, bijvoorbeeld via een verwijsbrief, een ontslagbrief of een overdracht.
De student kan mondeling en schriftelijk informatie en uitleg geven aan een patiënt.
De student kan het handelen van een arts analyseren aan de hand van een patiëntendossier.
De student kan richtlijnen voor de behandeling van een patiënt vinden en toepassen, en motiveren wanneer hij afwijkt van een richtlijn.
De student kan de mogelijkheden noemen die een arts heeft als hij de grenzen van behandelen heeft bereikt.
De student kan op basis van wetenschappelijke bevindingen en ethische overwegingen beargumenteerd een standpunt innemen ten aanzien van een medisch-ethisch-maatschappelijk vraagstuk.
De student kan een beleidskeuze maken op basis van valide argumenten ontleend aan wetenschappelijke literatuur (EBM), en hij kan zijn standpunt ten overstaan van zijn medestudenten verdedigen.
De student kan de wilsbekwaamheid van een patiënt beoordelen en documenteren in het patiëntendossier.
Per e-ZO vindt u meer specifieke leerdoelen voor het desbetreffende onderwerp.
Academische vorming
De lijn Academische vorming loopt verder door in het thema Neurologie/Psychiatrie.
In het onderdeel Wetenschappelijke Vorming wordt meer en structurele aandacht besteed aan de integratie van wetenschap en klinische praktijk. Tijdens het voorgaande coschap hebt u casuïstiek verzameld, die in dit blok wordt besproken in de derde EBM-club. Hiervoor werkt u een casus geheel uit of kijkt u een casus van medestudenten na en geeft daarop commentaar. Vanuit een kritische houding moet u vraagstukken uit de kliniek kunnen doorgronden en beslissingen nemen, waarbij u zich bewust bent van de beschikbare ‘evidence’.
In de ZO en het VO Beoordelen van wils(on)bekwaamheid leert u hoe u de wilsbekwaamheid van een patiënt moet beoordelen en documenteren in het patiëntendossier. In de ZO bestudeert u de theorie en oefent u de systematiek van de beoordeling aan de hand van enkele eenvoudige casus. In het VO worden enkele complexe casus besproken.
Consultvoering
Het lijnonderwijs van Consultvoering (CV) komt in verschillende thema’s voorafgaand aan de coschappen terug. De lijn bestaat uit een afgestemd geheel van Medische Technieken (MT), Arts-Patiënt Contact (APC),Communicatie & Attitude (CA) Skills Plaza en Klinisch Redeneren (KR).
In de lessen Communicatie & Attitude (CA) wordt expliciet aandacht besteed aan complexe communicatie, communicatievaardigheden en gesprekstechnieken. U kunt deze vaardigheden en competenties direct toepassen in de klinische praktijk van de coschappen Neurologie en Psychiatrie. In dit thema komen de volgende onderwerpen aan bod: psychosociale anamnese, DNR-beleid en SOLK-gesprek.
In het thema Neurologie/Psychiatrie gaat u wederom werken met virtuele patiëntcasussen. Klinisch Redeneren omvat het denkproces van de arts tijdens de overgang van klacht naar diagnose, waarbij de klacht datgene is wat de patiënt voelt als hij naar de arts toe gaat en de diagnose datgene is wat de patiënt heeft volgens de arts wanneer hij weer naar huis gaat. Bij dit proces wordt gebruik gemaakt van vooraf beschikbare epidemiologische en (patho)fysiologische kennis en van patroonherkenning op grond van ervaring. Als arts moet er in de praktijk vaak binnen korte tijd met behulp van anamnese, psychiatrisch en lichamelijk onderzoek en eventueel aanvullend onderzoek tot een diagnose en behandelplan komen. Het gaat er dan niet om zo volledig mogelijk te zijn, maar om zo efficiënt mogelijk de juiste keuzes te maken. Daarnaast is het als arts erg belangrijk om vervolgens op een juiste manier, kort en krachtig de patiënt over te dragen aan een collega of supervisor. Met deze virtuele patiëntcasussen gaat u dat oefenen.
Professionele Ontwikkeling
De lijn Professionele Ontwikkeling biedt een veilige plek om klinische ervaringen met elkaar te delen en hierop gezamenlijk te reflecteren onder begeleiding van een vaste mentor.
U kunt in thema Neurologie/Psychiatrie dan ook reflecteren op uw ervaringen tijdens het coschap Kindergeneeskunde/Verloskunde-Gynaecologie. In de bijeenkomsten wordt aandacht besteed aan intervisie, gericht op het samen leren van reflectieve vaardigheden en werken aan oplossingen voor situaties die zich tijdens uw coschap voordeden. U draagt zelf de onderwerpen aan uit uw ervaringen in de kliniek. U werkt aan een portfolio, waarin u documenten verzamelt die zich richten op uw professionele ontwikkeling tot arts, waarin u beschrijft wat u kunt en hoe u uzelf verder wilt ontwikkelen.
Daarnaast wordt in VO’s aandacht besteed aan het omgaan met vooroordelen en de tuchtzaak.
Tijdens het thema Neurologie/Psychiatrie hebt u het derde individuele gesprek met de vaste mentor. In dit gesprek zal de mentor u als coach begeleiden bij het vergroten van uw zelfinzicht, u aanmoedigen om persoonlijke leerdoelen te formuleren en u stimuleren om actie te ondernemen om deze doelen te bereiken.
Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie
Met de lijn ‘Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie’ (SOZP) wil het Erasmus MC basisartsen opleiden die zich onderscheiden als goede teamspelers. Dit houdt in dat zij effectief kunnen samenwerken om optimale ( veilige, patiëntgerichte, effectieve en doelmatige) zorg te leveren en preventie in de praktijk te laten slagen. Het onderwijs behorend bij deze lijn heeft als doel dat studenten zich optimaal kunnen ontwikkelen in de competenties Samenwerken, Organiseren (Medisch leiderschap) en Gezondheid bevorderen (Maatschappelijk handelen). De onderwijslijn loopt door het hele curriculum (bachelor en master) en omvat onderwerpen als interprofessioneel samenwerken, patiëntveiligheid, kwaliteit en doelmatigheid van zorg, kostenbewustzijn, shared decision making, preventie, sociaal-medische begeleiding, zorgmanagement en public health.
Tijdens het thema Psychiatrie en Neurologie wordt vanuit de SOZP lijn door middel van E-Zo’s en vaardigheidsonderwijs aandacht besteed aan de functionele gevolgen van ziekte en aan shared decision making. Tijdens het vaardigheidsonderwijs wordt gesproken over patiënten die u zelf na hun ziekenhuisopname heeft gevolgd en over situaties die u in voorafgaande coschappen bent tegengekomen.
Overige onderdelen
In het thema Neurologie/Psychiatrie is ook aandacht voor Geneesmiddelenonderwijs en Revalidatie geneeskunde.
In het Geneesmiddelenonderwijs komen de onderwerpen TDM & toxicologie, therapietrouw, farmacogenetica en interacties van geneesmiddelen aan bod. Het farmacotherapeutisch redeneren conform het WHO-6-step-model wordt geoefend. Om u te ondersteunen bij de opbouw van uw geneesmiddelenkennis kunt u video’s bekijken uit de serie “Het geneesmiddel van de week”. De behandelde geneesmiddelen zijn afgestemd op de vakgebieden neurologie en psychiatrie. In iedere week is er een PScribe-casus zodat u optimaal getraind wordt in de ziektebeelden en bijbehorende medicamenteuze behandeling en problemen die daarbij kunnen ontstaan. Verder wordt de landelijke Farmacotherapie eindtoets afgenomen in dit thema. Dit is een summatieve (dus verplichte en te behalen) toets.
Verder wordt aandacht besteed aan Revalidatie bij chronisch progressieve ziekten en revalidatie na CVA.
Thema Ma Neurologie/Psychiatrie omvat een periode van 4 weken.
De student is toelaatbaar indien de student:
alle onderwijsonderdelen van serie A (Inwendige geneeskunde en Heelkunde) en het blok Kindergeneeskunde, Gynaecologie en Verloskunde heeft behaald (of in geval van een onvoldoende de Examencommissie heeft bepaald dat de student door mag gaan met het volgende coschap);
deelgenomen heeft aan de Witte Jas Ceremonie of deze heeft voldaan door middel van een vervangende opdracht.
Een volledige onderwijsweek in dit thema ziet er gemiddeld als volgt uit:
40 uur per week | 18 uur contactonderwijs | 1 uur grootschalig (plenair) PD Patiëntdemonstratie RB Responsiebijeenkomst Symposium |
17 uur kleinschalig (inclusief lijnonderwijs) VO Vaardigheidsonderwijs IWC Interactief Werkcollege KR Klinisch Redeneren Bedside teaching | ||
21 uur zelfstudie | 18 uur gestuurde zelfstudie (individueel of in onderwijsgroepen) ZO Zelfstudieopdrachten, inclusief de casus bij KR, e-ZO’s en Pscribe | |
3 uur overige zelfstudie |
In paragraaf 2.4 worden de onderwijsvormen kort toegelicht.
Het thema kent verschillende onderwijsvormen. Hieronder volgt per onderwijs vorm een korte toelichting.
Bedside teaching Psychiatrie (BT)
Voorafgaand aan de bedside teaching psychiatrie moet u één of meerdere e-ZO’s maken, waarin u aan de hand van casuïstiek uw kennis opfrist. De e-ZO’s sluiten af met een opdracht, die u uitgewerkt mee moet nemen naar de bedside teaching. Aan het begin van de bedside teaching kunt u kort vragen stellen over de bestudeerde stof. Het is echter niet de bedoeling dat de bestudeerde stof herhaald word. Vervolgens wordt de opdracht nabesproken en zult u bij een patiënt een anamnese afnemen en het psychiatrisch onderzoek uitvoeren. Na afloop van het gesprek worden de gespreksvaardigheden en de status mentalis besproken. Tot slot wordt alle informatie geordend en gewogen om tot een differentiaaldiagnose en waarschijnlijke diagnose te komen.
Bedside teaching Neurologie (BT)
Bedside teaching neurologie vindt plaats in een onderwijsruimte op de verpleegafdeling van de neurologie en neurochirurgie. Met groepen van maximaal 14 studenten en een vaste docent, wordt gezamenlijk een patiënt onderzocht, die daar uitdrukkelijk van op de hoogte is gesteld en toestemming heeft gegeven. Iedere studentgroep heeft iedere week van het onderwijsblok een sessie die ongeveer 1,5 tot maximaal 2 uur duurt.Het is van het grootste belang dat studenten met voldoende tempo het neurologisch onderzoek volgens de standaard kunnen uitvoeren. Daarvoor is het noodzakelijk dat de bijbehorende E-ZO’s en het verplichte vaardigheidsonderwijs het Neurologisch onderzoek zijn gevolgd. Meer informatie vindt u op Canvas.
Patiëntdemonstratie
Een patiëntdemonstratie is een college waarbij de arts een patiënt presenteert. Aan de hand van het probleem van de patiënt wordt u de achtergrond en behandelproblematiek van het ziektebeeld getoond.
Interactief Werkcollege (IWC)
Tijdens een interactief werkcollege wordt nader ingegaan op de e-ZO die u heeft voorbereid voorafgaand aan dit werkcollege. Ook gaat u actief aan de slag met het oplossen van casuïstiek en/of problemen en kan dieper worden ingegaan op bepaalde onderdelen van de leerstof. Aan het begin is het mogelijk kort vragen te stellen over de bestudeerde stof. Het is echter niet de bedoeling dat de bestudeerde stof herhaald wordt. De e-ZO’s moeten gevolgd worden om goed aan deze werkcolleges mee te kunnen doen en het gewenste eindniveau te bereiken. We gaan ervan uit dat u als masterstudent met het coschap Neurologie/Psychologie in het vizier vooral ook zelf zeer gemotiveerd bent om alle stof serieus door te werken.
Vaardigheidsonderwijs (VO)
Bij het geven van vaardigheidsonderwijs staat de interactie tussen studenten en docenten én het aanleren van vaardigheden centraal. Het onderwijs sluit aan bij het vereiste kennisniveau. Vaak wordt ter voorbereiding een literatuurstudie of het maken van een e-ZO opgegeven. U lost in enkele gevallen patiëntenproblemen op, waarbij u kennis geïntegreerd toepast in een complexe context. Het vaardigheidsonderwijs is zo ingericht dat het u ondersteunt bij het zoeken naar de samenhang in de leerstof. U zoekt samen met de docenten en uw medestudenten naar lacunes in uw kennis en probeert er met elkaar antwoord op te vinden. Ook kunt u uw standpunt toetsen aan die van uw docent en medestudenten en leert u de waarde van andere standpunten. Het volgen van het vaardigheidsonderwijs is verplicht.
Klinisch Redeneren (KR)
Het klinisch redeneren staat hierbij centraal, waarbij u de patiënt volgt vanaf zijn binnenkomst bij de huisarts of specialist. De casus worden besproken in kleinschalige sessies. Dit onderwijs is vergelijkbaar met het onderwijs in Klinisch Redeneren in Bachelor jaar 3, alleen dan aangeboden op masterniveau. Het volgen van het KR-onderwijs is verplicht.
Zelfstudieopdrachten (ZO)
Een zelfstudieopdracht voert u zelfstandig uit, dat wil zeggen zonder directe begeleiding van een docent. Zelfstudieopdrachten worden ingezet bij het bestuderen van moeilijke, complexe stof. Vaak gebeurt dit aan de hand van een kritische beroepssituatie in de vorm van een casus waarin u in de rol van een arts-onderzoeker voor een dilemma staat. ZO’s worden ook ingezet ter voorbereiding op ander onderwijs. In e-ZO’s komen aan de hand van vragen, beelden, casuïstiek en filmpjes de verschillende ziektebeelden aan bod. Deze zelfstudieopdrachten moeten gevolgd worden om aan de interactieve werkcolleges, bedside teaching psychiatrie en VO mee te kunnen doen. Op Canvas wordt aangegeven welke vorm van een ZO als voorbereiding voor een interactief werkcollege gemaakt moet worden. Formuleer de vragen die overblijven na het maken van de opdracht en neem deze mee naar de onderwijsbijeenkomst.
Uw aanwezigheid bij de volgende onderdelen is verplicht:
Introductie van het thema Neurologie/Psychiatrie
CV-onderwijs en casusbesprekingen (MT, APC, CA, KR, SkillsPlaza)
Professionele ontwikkeling
Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie
Academische vorming
VO’s van het lijnonderwijs
Bedside teaching
E-ZO’s ter voorbereiding op ander onderwijs
VO neurologisch onderzoek
Verplicht onderwijs | Verplichte voorbereiding |
BT Psychiatrisch onderzoek | e-ZO Psychiatrische ziekteleer e-ZO Psychiatrisch onderzoek |
BT Psychosespectrumstoornissen | e-ZO Psychosespectrumstoornissen e-ZO Wvggz en WGBO Geneesmiddelen van de week haloperidol en clozapine |
BT Stemmingsstoornissen | e-ZO Stemmingsstoornissen e-ZO Suïcidaliteit Geneesmiddelen van de week imipramine en lithium |
BT Angststoornissen | e-ZO Angststoornissen Geneesmiddel van de week SSRI’s en benzodiazepines |
BT Persoonlijkheidsstoornissen | e-ZO Persoonlijkheidsstoornissen |
BT Casus pro diagnosi | e-ZO Somatisch-symptoomstoornis e-ZO Neurocognitieve stoornissen |
BT Neurologie | e-ZO Neurologisch onderzoek |
VO Beoordelen van wils(on)bekwaamheid | e-ZO Beoordelen van wils(on)bekwaamheid e-ZO Wvggz en WGBO |
VO Neurologisch onderzoek | e-ZO Neurologisch onderzoek |
Let op:
Voor bovengenoemde verplichte onderdelen geldt dat u zich alleen kunt afmelden met een zeer dringende reden. Indien u zich niet heeft afgemeld, vervalt het recht op inhalen. Voorwaarde voor het verkrijgen van de EC bij dit thema is aanwezigheid bij dit onderwijs, actieve participatie en een gedegen voorbereiding.
Het blok Neurologie/Psychiatrie bestaat uit themaonderwijs met aansluitend de coschappen Neurologie en Psychiatrie. De kennis en vaardigheden die u zich eigen heeft gemaakt in het blok Neurologie/Psychiatrie worden op de volgende manieren getoetst:
Beoordeling themaonderwijs
Voor het toekennen van de EC behorende bij het themaonderwijs, dient u aanwezig te zijn bij alle verplichte onderwijsbijeenkomsten en tijdens de bijeenkomsten actief en professioneel te participeren. Indien u niet voldoet aan deze gestelde eisen van het betreffende themaonderwijs, bepaalt de themacoördinator of u het onderwijs opnieuw dient te volgen of dat het onderwijs met een andere opdracht kan worden vervangen.
Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde
Vanaf september 2022 wordt in de master Geneeskunde de iVTG op adaptieve wijze afgenomen. Hierbij krijg je vragen uit een vragenbank voorgelegd die naarmate de reeks vordert steeds beter passen bij jouw kennisniveau. Elke volgende vraag in de toets is gebaseerd op de prestatie op de voorgaande vragen. Dus, als je een vraag goed beantwoordt, krijg je een moeilijkere vraag. Had je de vraag fout, dan krijg je een makkelijkere vraag. Iedere opvolgende afname maak je op een hoger niveau, ook als je een voorgaande toets niet behaald hebt.
Meer informatie over de adaptieve iVTG is te vinden op de website van de iVTG. Ook vindt je hier antwoorden te vinden op vaker gestelde vragen over de adaptieve voortgangstoets onder FAQ.
Elk masterjaar vinden er 4 iVTGs plaats. In totaal zijn er dus 12 iVTGs.
Oefentoetsen en Entreetoets
De Bachelor kennis wordt door u zelfstandig gereactiveerd en getoetst middels oefentoetsen (via de Plexuz app). Indien u een achterstand constateert in uw kennis, dient u deze in uw eigen tijd te reactiveren. Het initiatief hiervoor ligt bij u. Voor de oefentoetsen geldt dat u kiest of, en zo ja wanneer, u deze toets maakt.
Met de entreetoets kunt u aan het eind van het thematisch onderwijs uzelf toetsen in hoeverre u voorbereid bent op het coschap. Zowel de behaalde resultaten voor de oefentoetsen als de entreetoets hebben geen invloed op uw coschapcijfer. Waar de oefentoetsen gericht zijn op het reactiveren van Bachelor kennis, bereidt de entreetoets voor op de benodigde kennis tijdens het coschap.
Beoordeling klinisch redeneren
De beoordeling van het klinisch redeneren vindt plaats in de coschappen – twee observaties patiëntencontact – en in de iVTG (interfacultaire voortgangstoets geneeskunde).
Beoordeling lijnonderwijs
Parallel aan het themaonderwijs in de klinische blokken lopen vier lijnen met ieder een set aan toetsen: Consultvoering (CV), Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie (SOZP), Academische Vorming (AV) en Professionele Ontwikkeling (PO). Voor alle lijnen geldt een aanwezigheids- en participatieverplichting. De participatieverplichting houdt in, dat u actief participeert in de groep, zich voorbereidt op de bijeenkomsten, de opdrachten met een voldoende resultaat afrondt en de vereiste vaardigheden beheerst.Ook zijn er vier overige onderdelen: Radiologie, Geneesmiddelenonderwijs, Revalidatie en Pathologie. Voor deze onderdelen geldt met name een aanwezigheids- en participatieplicht.
Beoordeling coschap
De eindbeoordeling voor het coschap wordt gebaseerd op een aantal deeltoetsen, zoals:
observatie patiëntcontact 1;
observatie patiëntcontact 2;
(eventueel) observatie patiëntcontact 3;
beoordeling Professioneel gedrag en handelen tijdens gehele coschap.
Meer informatie hierover krijgt u bij aanvang van het coschap.
Tabel 1 is een overzicht van het thema. Bij elke week staat een respondent genoemd. De respondent is in principe het aanspreekpunt voor inhoudelijke vragen met betrekking tot het onderwijs dat in die week wordt gegeven.
Schema 1 Thema-overzicht |
Themacoördinatoren | Telefoon | Kamer | |
Thema Ma Neurologie/Psychiatrie | onderwijs.psychiatrie@erasmusmc.nl Mw. H. (Harriët) Gussinklo, secretaresse onderwijs 010-7033294 neurologie.onderwijs@erasmusmc.nl Mw. K. Ham, secretarieel-administratief medewerker Neurologie 010-7033307 |
De verplichte boekenlijst voor de Masterstudie Geneeskunde wordt gepubliceerd op: https://www.eur.nl/erasmusmc/onderwijs/praktische-informatie
Verplichte literatuur/leerstof deeltoets Psychiatrie:
Hengeveld MW, van Balkom AJLM, van Heeringen C, Sabbe BGC. Leerboek Psychiatrie. Derde, geheel herziene druk. Utrecht: De Tijdstroom uitgeverij, 2016. Hoofdstuk 1, 2, 3, 6.3, 6.4, 7 t/m 22, 27, bijlage A en bijlage B
Verhulst FC. Leerboek kinder- en jeugdpsychiatrie. Vierde herziene druk. Assen: Van Gorcum, 2015. Bladzijde 1 t/m 249.
Literatuur vermeld in de e-ZO’s.
Themaonderwijs uit het blok Neurologie/Psychiatrie
Bedside teaching, informatie voor studenten (zie CANVAS, wordt ook uitgereikt tijdens de eerste bedside teaching)
Voor de communicatie met u wordt gebruik gemaakt van vier informatiesystemen:
De onderwijssite geneeskunde (https://www.eur.nl/erasmusmc). Hier vindt u algemene informatie over de studie, zoals de verplichte boekenlijst.
Nieuws, mededelingen en roosterwijzigingen worden alleen bekend gemaakt via Osiris en Canvas.
Een gedetailleerd rooster per themaweek is te vinden via het roosterprogramma STIP via de Onderwijssite Geneeskunde: https://stip.erasmusmc.nl/Geneeskunde
Na verspreiding van het themarooster blijft het noodzakelijk om wijzigingen en aanvullingen te kunnen doorgeven, soms tot kort voor het moment dat het betreffende onderwijs wordt gegeven. Om op de hoogte te blijven van de laatste wijzigingen in het rooster is het noodzakelijk dat u bijna dagelijks de roosterinformatie binnen het roosterprogramma raadpleegt, in ieder geval op de dag voordat het betreffende onderwijs wordt gegeven.
De elektronische leeromgeving Canvas. Hier vindt u alle onderwijs-inhoudelijke informatie per week, links naar e-ZO’s, eventuele aanvullende literatuur, en gedetailleerde informatie van alle onderwijs-onderwerpen.
Bij het volgen van het onderwijs geldt de Erasmuscode die bestaat uit de volgende richtlijnen:
De student komt op tijd bij te volgen onderwijs. De voorste plaatsen in de collegezaal moeten zoveel mogelijk worden benut zodat de studenten, die onverhoopt toch te laat komen, achterin plaats kunnen nemen. Ook voor docenten en eventueel aanwezige patiënten is het prettig als de voorste plaatsen worden gebruikt.
De student komt op het ingeroosterde tijdstip van zijn vaardigheidsonderwijs.
De student toont interesse en betrokkenheid. Gedragingen of handelingen die niet uit het beoogde doel van het onderwijs voortkomen, worden niet geaccepteerd.
De student heeft een schoon en verzorgd uiterlijk.
Etenswaren worden niet genuttigd tijdens het volgen van onderwijs.
De student stelt zich aan de patiënt voor wanneer de mogelijkheid wordt geboden om voorin de collegezaal direct vragen te stellen aan de patiënt.
n beginsel spreekt de student de docent en de patiënt met ‘u’ aan.
De student gaat zorgvuldig om met zijn/haar zwijgplicht. De zwijgplicht houdt in dat de student niets openbaar maakt van wat de student over en van patiënten te horen en te zien krijgt. De zwijgplicht geldt dus al voordat deze wordt bezworen bij het artsexamen.
De informatie die de student op sociale media publiceert over medestudenten, docenten en overige medewerkers van het Erasmus MC in de context van de opleiding binnen het Erasmus MC is constructief en bevat geen laster of schuttingtaal. Patiënt informatie mag u nooit op sociale media plaatsen. Realiseert u zich dat de inhoud van sociale media altijd vindbaar is en blijft.
De student kan bij het in gebreke blijven op bovenstaande worden aangesproken door medestudenten, docent en patiënt. Indien volhardend in zijn gedrag kan de student - in het belang van onderwijs en patiëntenzorg - de verdere toegang tot onderwijs worden ontzegd.
Themacoördinator(en)
Het Thema DKO betreft de voorbereiding op het coschap van de vakken dermatologie, KNO en oogheelkunde en duurt in totaal 3 weken. Als introductie zal ieder vak een volledige week vullen met onderwijs, de inhoud daarvan kan je vinden op de bijbehorende weekpagina's. Na die drie weken zullen de betreffende coschappen volgen, waarin je de opgedane kennis in de praktijk kunt brengen.
In het thema Ma Dermatologie/KNO/Oogheelkunde frist u de bachelorstof op en verdiept u uw kennis naar masterniveau in een academisch leerklimaat. Het doel is om u vertrouwd te maken met de juiste kennis en vaardigheden bij te brengen binnen deze vakgebieden om daarmee patiënten met klachten die betrekking hebben op deze specialismen op het niveau van de basisarts te kunnen behandelen. Dit betekent dat u symptomen in relatie tot ziektebeelden moet kunnen herkennen, in combinatie met het zelfstandig verrichten van het lichamelijk onderzoek.
In het thema is specifieke aandacht voor:
het toepassen van kennis en vaardigheden in de beroepspraktijk, waarbij de coassistent veelvuldig zelf patiënten zal zien;
efficiëntie van de consultvoering (veel patiënten in kortere tijd);
klinisch redeneren volgens de stappen in het begrippenschema;
evidence-based medicine (EBM), waarbij bevindingen van medisch-wetenschappelijk onderzoek in de beroepspraktijk worden toegepast;
het voorschrijven geneesmiddelen.
De verdiepingsonderwerpen werkt u uit aan de hand van een divers aanbod aan onderwijsvormen; interactieve werkcolleges (IWC), vaardigheidsonderwijs (VO), (elektronische) zelfstudieopdrachten (e-ZO), casusonderwijs van Klinisch Redeneren en zelfstudie. Het onderwijs wordt gegeven door specialisten in de betreffende vakgebieden.
Bij sommige onderwijsonderdelen zijn voorbereiding door het maken van een e-ZO, aanwezigheid en een actieve participatie verplicht. Dit staat bij het betreffende onderwijs aangegeven. Verder zijn enkele onderwijsmomenten verplicht, dit kunt u onderin dit document vinden.
Ook in dit thema krijgt u voor de onderwijsbijeenkomst van Klinisch Redeneren diverse online patiëntcasussen. Daarnaast vindt de tweede Ethiekclub (onderdeel van de lijn Academisch vorming) plaats, waarin aandacht is voor een ethische casus van de voorgaande coschappen. In de intervisiesessie van de lijn Professionele Ontwikkeling kijkt u met de groep en de mentor terug op de voorgaande coschappen. U reflecteert op uw ontwikkeling van student tot arts en leert van eigen ervaringen en die van medestudenten. Tot slot komt ook in dit thema het Geneesmiddelenonderwijs aan bod.
U verwerft aan de hand van de verdiepingsonderwerpen van Dermatologie, KNO en Oogheelkunde parate medische kennis op masterniveau en u leert academische vaardigheden toe te passen in situaties die gelijken op de beroepspraktijk. Daarnaast werkt u de komende twee weken aan het opbouwen van een persoonlijk referentiekader voor een groot aantal ziektebeelden. Een verscheidenheid aan ziektepresentaties zullen de revue passeren, waarbij de onderliggende pathofysiologie in een DD moet worden uitgediept en een beleid zal moeten worden opgesteld.
De volgende uitgangspunten liggen ten grondslag aan het masterprogramma Erasmusarts 2020:
Leren als een actief constructief proces: in de masterfase neemt u als student een actieve rol in, waarbij u steeds meer verantwoordelijk bent voor uw eigen leerproces. Zo bereidt u zich met veelal online leermateriaal voor op het kleinschalig onderwijs. In dit materiaal wordt ook veel gebruik gemaakt van oefenvragen, zodat u kan toetsen in hoeverre u de inhoud beheerst (principe van zelfregie).
Just in time leren & variëteit aan realistische casuïstiek: u wordt geconfronteerd met reële medische situaties of ‘echte’ patiënt-gerelateerde problemen waarin u (bio)medische kennis actief moet kunnen toepassen. Op deze manier kunt u de theorie en de praktijk direct aan elkaar linken. Leren is daarmee “just-in-time”, op het moment dat die knowhow ook echt nodig is om een probleem op te lossen.
Meer kleinschalig, interactief onderwijs, met aandacht voor samenwerking: de leeromgeving wordt gekenmerkt door meer kleinschalig onderwijs. U leert en werkt meer in teamverband.
Een blended leeromgeving: er wordt een mix van face-to-face en online werkvormen en leeractiviteiten gebruikt. Er wordt gewerkt met het concept van de ‘Flipped Classroom’, waarbij u de kennis en een deel van de vaardigheden online met zelfstudie leert. In het aansluitende kleinschalige contactonderwijs ligt het accent dan op verdieping en vaardigheidstraining.
Academische vorming
De lijn Academische vorming loopt verder door in het thema Dermatologie/KNO/Oogheelkunde. Tijdens het voorgaande coschap heeft u casuïstiek verzameld die wordt besproken in de tweede Ethiekclub.
Consultvoering – Klinisch Redeneren
In dit thema gaat u wederom werken met virtuele patiëntcasussen, waarin u voor de onderwijsbijeenkomst realistische, niet-gestuurde casussen met een toenemende mate van complexiteit krijgt. U leert efficiënt en doelgericht te werken en beslissingen te nemen op basis van beperkte informatie. Er mogen fouten gemaakt worden in deze veilige leeromgeving.
Professionele Ontwikkeling
De lijn Professionele Ontwikkeling biedt een veilige plek om klinische ervaringen met elkaar te delen en hierop gezamenlijk te reflecteren onder begeleiding van een vaste mentor. U kunt in thema Dermatologie/KNO/Oogheelkunde reflecteren op uw ervaringen tijdens de coschappen Neurologie/Psychiatrie. In de bijeenkomsten wordt aandacht besteed aan intervisie, gericht op het samen leren van reflectieve vaardigheden en werken aan oplossingen voor situaties die zich tijdens uw coschap voordeden. U draagt zelf de onderwerpen aan uit uw ervaringen in de kliniek. U werkt aan een portfolio, waarin u documenten verzamelt die zich richten op uw professionele ontwikkeling tot arts, waarin u beschrijft wat u kunt en hoe u uzelf verder wilt ontwikkelen.
De overige lijnen komen niet in dit thema aan bod.
Overige onderdelen
In het Geneesmiddelenonderwijs komen de onderwerpen TDM & toxicologie, therapietrouw, farmacogenetica en interacties van geneesmiddelen aan bod. Het farmacotherapeutisch redeneren conform het WHO-6-step-model wordt geoefend. Om u te ondersteunen bij de opbouw van uw geneesmiddelenkennis kunt u video’s bekijken uit de serie “Het geneesmiddel van de week”. De behandelde geneesmiddelen zijn afgestemd op de vakgebieden van dit thema.
De overige onderdelen komen niet in dit thema aan bod.
Thema Ma Dermatologie/KNO-/Oogheelkunde omvat een periode van drie weken.
De student is toelaatbaar indien de student:
alle onderwijsonderdelen van serie A (Inwendige geneeskunde en Heelkunde) en het blok Kindergeneeskunde, Gynaecologie en Verloskunde en Neurologie/Psychiatrie heeft behaald (of in geval van een onvoldoende de Examen Commissie heeft bepaald dat de student door mag gaan met het volgende coschap);
deelgenomen heeft aan de Witte Jas Ceremonie of deze heeft voldaan door middel van een vervangende opdracht.
Het thema kent verschillende onderwijsvormen. Hieronder volgt per onderwijsvorm een korte toelichting.
Interactief Werkcollege (IWC)
Tijdens een interactief werkcollege wordt nader ingegaan op de e-ZO die u heeft voorbereid voorafgaand aan dit werkcollege. Ook gaat u actief aan de slag met het oplossen van casuïstiek en/of problemen en kan dieper worden ingegaan op bepaalde onderdelen van de leerstof. Aan het begin is het mogelijk kort vragen te stellen over de bestudeerde stof. Het is echter niet de bedoeling dat de bestudeerde stof herhaald wordt. De e-ZO’s moeten gevolgd worden om goed aan deze werkcolleges mee te kunnen doen en het gewenste eindniveau te bereiken. We gaan ervan uit dat u als masterstudent met het coschap Neurologie/Psychologie in het vizier vooral ook zelf zeer gemotiveerd bent om alle stof serieus door te werken.
Vaardigheidsonderwijs (VO)
Bij het geven van vaardigheidsonderwijs staat de interactie tussen studenten en docenten én het aanleren van vaardigheden centraal. Het onderwijs sluit aan bij het vereiste kennisniveau. Vaak wordt ter voorbereiding een literatuurstudie of het maken van een e-ZO opgegeven.
U lost in enkele gevallen patiëntenproblemen op, waarbij u kennis geïntegreerd toepast in een complexe context. Het vaardigheidsonderwijs is zo ingericht dat het u ondersteunt bij het zoeken naar de samenhang in de leerstof. U zoekt samen met de docenten en uw medestudenten naar lacunes in uw kennis en probeert er met elkaar antwoord op te vinden. Ook kunt u uw standpunt toetsen aan die van uw docent en medestudenten en leert u de waarde van andere standpunten.
Het volgen van het vaardigheidsonderwijs is verplicht.
Klinisch Redeneren (KR)
Het klinisch redeneren staat hierbij centraal, waarbij u de patiënt volgt vanaf zijn binnenkomst bij de huisarts of specialist. De casus worden besproken in kleinschalige sessies. Dit onderwijs is vergelijkbaar met het onderwijs in Klinisch Redeneren in Bachelor jaar 3, alleen dan aangeboden op masterniveau. Het volgen van het KR-onderwijs is verplicht.
Zelfstudieopdrachten (ZO)
Een zelfstudieopdracht voert u zelfstandig uit, dat wil zeggen zonder directe begeleiding van een docent. Zelfstudieopdrachten worden ingezet bij het bestuderen van moeilijke, complexe stof. Vaak gebeurt dit aan de hand van een kritische beroepssituatie in de vorm van een casus waarin u in de rol van een arts-onderzoeker voor een dilemma staat. ZO’s worden ook ingezet ter voorbereiding op ander onderwijs.
In e-ZO’s komen aan de hand van vragen, beelden, casuïstiek en filmpjes de verschillende ziektebeelden aan bod. Op Canvas wordt aangegeven welke vorm van een ZO als voorbereiding voor een interactief werkcollege gemaakt moet worden. Formuleer de vragen die overblijven na het maken van de opdracht en neem deze mee naar de onderwijsbijeenkomst.
Uw aanwezigheid bij de volgende onderdelen is verplicht:
het CV-onderwijs en casusbesprekingen (MT, APC, CA, KR, SkillsPlaza)
Professionele ontwikkeling
Academische vorming
de VO’s van het lijnonderwijs
E-ZO’s ter voorbereiding op ander onderwijs
IWCI inleiding Dermatologie
Workshop verdoven, biopteren, excideren, hechten
IWC1 Introductie KNO
VO2 KNO-onderzoek
IWC2 Introductie Oogheelkunde
ZO 8 Klinische vaardigheden/Oogheelkundig onderzoek
Let op:
Voor bovengenoemde verplichte onderdelen geldt dat u zich alleen kunt afmelden met een zeer dringende reden. Indien u zich niet heeft afgemeld, vervalt het recht op inhalen. Voorwaarde voor het verkrijgen van de EC bij dit thema is aanwezigheid bij dit onderwijs, actieve participatie en een gedegen voorbereiding.
Het blok Dermatologie/KNO/Oogheelkunde bestaat uit themaonderwijs met aansluitend de coschappen Dermatologie, KNO en Oogheelkunde. De kennis en vaardigheden die u zich eigen heeft gemaakt worden op de volgende manieren getoetst:
Beoordeling themaonderwijs
Voor het toekennen van de EC behorende bij het themaonderwijs, dient u aanwezig te zijn bij alle verplichte onderwijsbijeenkomsten en tijdens de bijeenkomsten actief en professioneel te participeren. Indien u niet voldoet aan deze gestelde eisen van het betreffende themaonderwijs, bepaalt de themacoördinator of u het onderwijs opnieuw dient te volgen of dat het onderwijs met een andere opdracht kan worden vervangen.
Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde
Vanaf september 2022 wordt in de master Geneeskunde de iVTG op adaptieve wijze afgenomen. Hierbij krijg je vragen uit een vragenbank voorgelegd die naarmate de reeks vordert steeds beter passen bij jouw kennisniveau. Elke volgende vraag in de toets is gebaseerd op de prestatie op de voorgaande vragen. Dus, als je een vraag goed beantwoordt, krijg je een moeilijkere vraag. Had je de vraag fout, dan krijg je een makkelijkere vraag. Iedere opvolgende afname maak je op een hoger niveau, ook als je een voorgaande toets niet behaald hebt.
Meer informatie over de adaptieve iVTG is te vinden op de website van de iVTG. Ook vindt je hier antwoorden te vinden op vaker gestelde vragen over de adaptieve voortgangstoets onder FAQ.
Elk masterjaar vinden er 4 iVTGs plaats. In totaal zijn er dus 12 iVTGs.
Beoordeling klinisch redeneren
De beoordeling van het klinisch redeneren vindt plaats in de coschappen middels een observatie. Deze moet minimaal op niveau zijn.
Beoordeling lijnonderwijs
Voor alle lijnen geldt een aanwezigheids- en participatieverplichting. De participatieverplichting houdt in, dat u actief participeert in de groep, zich voorbereidt op de bijeenkomsten, de opdrachten met een voldoende resultaat afrondt en de vereiste vaardigheden beheerst.
Ook zijn er vier overige onderdelen: Radiologie, Geneesmiddelenonderwijs, Revalidatie en Pathologie. Voor deze onderdelen geldt met name een aanwezigheids- en participatieplicht.
Beoordeling coschap
De eindbeoordeling voor het coschap wordt gebaseerd op een aantal deeltoetsen, zoals:
observatie patiëntcontact;
beoordeling Professioneel gedrag en handelen tijdens gehele coschap.
Meer informatie hierover krijgt u bij aanvang van het coschap.
Tabel 1 is een overzicht van het thema. Bij elke week staat een respondent genoemd. De respondent is in principe het aanspreekpunt voor inhoudelijke vragen met betrekking tot het onderwijs dat in die week wordt gegeven.
Themacoördinatoren | Telefoon | Kamer | |
Dermatologie http://mailto KNO-heelkunde Oogheelkunde | Drs. P. Dikrama coördinator Dermatologie onderwijs Secretariaat: A. van Bellen, a.vanbellen@erasmusmc.nl Telefoon: 010 - 7032687 Dr. A.P. Nagtegaal, coördinator KNO-onderwijs masterfase Secretariaat: mw. H. Karreman, h.karreman@erasmusmc.nl, Telefoon: (010 - 70)33106 Dr. S.Yavuzyigitoglu, coördinator Oogheelkunde onderwijs s.yavuzyigitoglu.1@erasmusmc.nl W.Ramdas 0650031564 |
De verplichte boekenlijst voor de Masterstudie Geneeskunde wordt gepubliceerd op: https://www.eur.nl/erasmusmc/onderwijs/praktische-informatie
Verplichte literatuur/leerstof Dermatologie/KNO/Oogheelkunde:
Literatuur vermeld in de e-ZO’s.
Themaonderwijs uit het blok Dermatologie/KNO/Oogheelkunde.
KNO leerboek: N.de Vries, P.H. Van de Heyning, C.R. Leemans. Leerboek keel-neus-oorheelkunde en hoofd-halschirurgie. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. ISBN 9789036820943
E-learning KNO: tinyurl.com/knoerasmus
Dermatovenereologie voor de eerste lijn. Een systematische introductie. Negende druk. Dr. J.H. Sillevis Smitt Hoofdstuk 19. (Dit boek is beschikbaar als e-book via de medische bibliotheek ).
Zakboek Oogheelkunde voor de medicus practicus. auteurs: Bruce James, Chris Chew, Anthony Bron, vertaald door: R.W.A.M. Kuijpers en J.R. Vingerling.
Voor de communicatie met u wordt gebruik gemaakt van vier informatiesystemen:
De onderwijssite geneeskunde (https://www.eur.nl/erasmusmc). Hier vindt u algemene informatie over de studie, zoals de verplichte boekenlijst.
Nieuws, mededelingen en roosterwijzigingen worden alleen bekend gemaakt via OSIRIS en Canvas.
Een gedetailleerd rooster per themaweek is te vinden via STiP.
Een uitgebreide toelichting op het rooster kun je vinden in het aparte roosterkatern. Na verspreiding van het themarooster blijft het noodzakelijk om wijzigingen en aanvullingen te kunnen doorgeven, soms tot kort voor het moment dat het betreffende onderwijs wordt gegeven.
Om op de hoogte te blijven van de laatste wijzigingen in het rooster is het noodzakelijk dat u bijna dagelijks de roosterinformatie binnen het roosterprogramma raadpleegt, in ieder geval op de dag voordat het betreffende onderwijs wordt gegeven.
De elektronische leeromgeving Canvas.
Hier vindt u alle onderwijs-inhoudelijke informatie per week, links naar e-ZO’s, eventuele aanvullende literatuur, en gedetailleerde informatie van alle onderwijs-onderwerpen.
Themacoördinator(en)
Welkom bij het thema Huisartsgeneeskunde/Sociale geneeskunde, het zesde thema van de masteropleiding Geneeskunde Erasmusarts 2020 aan het Erasmus MC te Rotterdam. Het thema is onderdeel van het blok Huisartsgeneeskunde/Sociale geneeskunde, waarin naast het thema ook beide coschappen vallen. Het onderwijs in het thema is gericht op het toepassen van kennis en vaardigheden in de beroepspraktijk, ter voorbereiding op de coschappen Huisartsgeneeskunde en Sociale geneeskunde. Het onderwijs beslaat een periode van vier weken.
In het thema Huisartsgeneeskunde/Sociale Geneeskunde maakt u de overstap van een specialistische benadering van geselecteerde patiënten naar een generalistische benadering van de patiënt vanuit een ongeselecteerde of eerstelijns populatie. Daarnaast maakt u kennis met de (grote) wereld van de geneeskunde en maatschappelijke zorg buiten het ziekenhuis. U leert hoe u diagnostiek, behandeling/ondersteuning en preventie in deze context kunt toepassen en wordt gestimuleerd om naast de oplossing van individuele patiëntproblemen ook te werken volgens de populatiegerichte benadering van ziekte en gezondheid.
In het thema is specifieke aandacht voor:
het toepassen van kennis en vaardigheden in de eerste lijn en de sociaal-geneeskundige beroepspraktijk;
klinisch redeneren volgens de stappen in het begrippenschema
(zie blz. 10 van deze themamap);
evidence-based medicine (EBM), waarbij bevindingen van medisch-wetenschappelijk onderzoek in de beroepspraktijk worden toegepast;
preventie in verschillende settings;
Maatschappelijke aspecten ( o.a. wetgeving) die in de spreekkamer terecht komen.
De verdiepingsonderwerpen werkt u uit aan de hand van een divers aanbod aan onderwijsvormen, zoals Web lectures (WL) ), interactieve werkcolleges (IWC), vaardigheidsonderwijs (VO), (elektronische) zelfstudieopdrachten (e-ZO), casusonderwijs van Klinisch Redeneren en zelfstudie. Het onderwijs wordt gegeven door huisartsen, sociaal-geneeskundigen en specialisten uit relevante medische en niet-medische disciplines.
Bij sommige onderwijsonderdelen zijn voorbereiding door het maken van een e-ZO, aanwezigheid en een actieve participatie verplicht. Zie paragraaf 2.6 verplichte onderdelen van deze themamap. In het lijnonderwijs wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling van vakoverstijgende competenties.
De klinische vaardigheden die nodig zijn voor de coschappen worden herhaald en verdiept in onder andere het Consultvoering-onderwijs.In de lijn Academische vorming wordt structurele aandacht besteed aan de integratie van wetenschap en klinische praktijk in EBM en Ethiek-clubs.
In de lijn Professionele Ontwikkeling reflecteert u op uw ontwikkeling van student tot arts, leert u van eigen ervaringen en die van medestudenten in intervisiesessies en traint u vaardigheden die tijdens de coschappen nodig zijn. Tijdens de masterfase heeft u een vaste mentor.
De lijn Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie richt zich op interprofessioneel samenwerken, preventie, een populatiegerichte benadering van ziekte en gezondheid en op de veiligheid, kwaliteit en doelmatigheid van patiëntgerichte zorg.
Tot slot zijn er naast deze vier leerlijnen gedurende de master drie overige onderdelen die verdeeld over het curriculum een plaats hebben, te weten: Geneesmiddelenonderwijs, Revalidatie en Pathologie. In thema Ma Huisartsgeneeskunde/Sociale geneeskunde neemt het onderwijs rond interprofessioneel samenwerken een prominente plaats in.
U verwerft aan de hand van de verdiepingsonderwerpen van Huisartsgeneeskunde/Sociale Geneeskunde parate medische kennis op masterniveau en u leert academische vaardigheden toe te passen in situaties die gelijken op de beroepspraktijk. U leert hoe u gezondheidsproblemen in de 1e lijn moet benaderen en oefent met de aanpak van veel voorkomende problemen in de 1e lijn. U leert hoe u het eerder gebruikte biomedische begrippenschema moet uitbreiden met context factoren en informatie over het functioneren van de patiënt. U leert dat uw primaire taak niet alleen bestaat uit diagnostiek en behandeling, maar ook preventie omvat in vele facetten en dat u als secundaire taak patiënten moet kunnen begeleiden, ondersteunen en wegwijs maken in de zorg. Samenwerken en maatschappelijk handelen zijn hierbij kerncompetenties
Dit bereikt u door:
interactief kennis uit de bachelor op te frissen en te verdiepen aan de hand van verschillende onderwijsvormen;
verschillende casus uit te werken volgens het principe van klinisch redeneren;
nieuwe kennis en vaardigheden op te doen om problemen uit de eerste lijn en sociaal geneeskundige beroepspraktijk adequaat te kunnen benaderen.
De volgende uitgangspunten liggen ten grondslag aan het masterprogramma Erasmusarts 2020:
Leren als een actief constructief proces: in de masterfase neemt u als student een actieve rol in, waarbij u steeds meer verantwoordelijk bent voor uw eigen leerproces. Zo bereidt u zich met veelal online leermateriaal voor op het kleinschalig onderwijs. In dit materiaal wordt ook veel gebruik gemaakt van oefenvragen, zodat u kan toetsen in hoeverre u de inhoud beheerst (principe van zelfregie).
Just in time leren & variëteit aan realistische casuïstiek: u wordt geconfronteerd met reële medische situaties of ‘echte’ patiënt-gerelateerde problemen waarin u (bio)medische kennis actief moet kunnen toepassen. Op deze manier kunt u de theorie en de praktijk direct aan elkaar linken. Leren is daarmee “just-in-time”, op het moment dat die knowhow ook echt nodig is om een probleem op te lossen.
Meer kleinschalig, interactief onderwijs, met aandacht voor samenwerking: de leeromgeving wordt gekenmerkt door meer kleinschalig onderwijs. U leert en werkt meer in teamverband.
Een blended leeromgeving: er wordt een mix van face-to-face en online werkvormen en leeractiviteiten gebruikt. Er wordt gewerkt met het concept van de ‘Flipped Classroom’, waarbij u de kennis en een deel van de vaardigheden online met zelfstudie leert. In het aansluitende kleinschalige contactonderwijs ligt het accent dan op verdieping en vaardigheidstraining.
Begrippenschema Stappen in klinisch redeneren
etiologie | Waardoor en hoe wordt de ziekte veroorzaakt? | |||||
Wat zijn de klachten van de patiënt en welke hulpvraag heeft de patiënt ? | klachten / hulpvraag | pathogenese | Hoe is de ziekte ontstaan? | |||
↑ ↓ | < > | (patho)fysiologie | Wat functioneert niet goed in het zieke lichaam? | |||
Wat zijn de ziekteverschijnselen? | gegevens uit anamnese en lichamelijk onderzoek | |||||
↑ ↓ | ||||||
Wat is het probleem op basis van de gegevens uit anamnese, en lichamelijk onderzoek? | probleemstelling(en) | |||||
↑ ↓ | ||||||
Wat zijn de meest waarschijnlijke ziekten? | differentiële diagnose(n) | < | ↑ ↓ | |||
↑ ↓ | ||||||
Welk onderzoek is nodig voor meer zekerheid? | aanvullend onderzoek | |||||
↑ ↓ | ||||||
Wat is (zijn) de meest waarschijnlijke ziekte(n)? | (waarschijnlijke) diagnose(n) | |||||
↑ ↓ | ||||||
Welke behandeling is aangewezen en met welke verwachting? | Therapie prognose | < > | beloop | Hoe verloopt de ziekte? | ||
↑ ↓ | ||||||
nieuwe ontwikkelingen | Welke nieuwe ontwikkelingen zijn de komende jaren te verwachten ten aanzien van diagnostiek en/of therapie bij deze ziekte? |
Per week komen verdiepingsonderwerpen aan bod waarvan het belangrijk is dat een basisarts hiervan kennis heeft uitgaande van veel voorkomende problemen of klachtenpatronen. Uiteraard is er een deel overlap met wat u eerder in de bachelor hebt geleerd. Herhaling van de belangrijkste onderwerpen die voor iedere basisarts van belang zijn leidt tot een hoger leerrendement.
Lijst met verdiepingsonderwerpen Per themaweek 1 t/m 4
Week HAGSG.1 | Week HAGSG.2 |
Recepten schrijven (toets) Extramurale zorg, inleiding blok (verpl) Astma en COPD (verpl) CVRM (verpl) Diabetes Mellitus (verpl) SOLK Bewegingsapparaat (verpl) Acute geneeskunde Organ. en Financ. van de huisartsenzorg Diagnostiek afhankelijk van setting Voorber. CV Klinisch Redeneren 9 Interpretatie van testuitslagen Het Spreekuur (verpl) PO5/Intervisie (verpl) Geneesmiddel van de week | Urogynaecologie - cystitis Urogynaecologie - anticonceptie Palliatieve zorg Beslissingen rond het levenseinde Triage Kind met koorts Dermatologie in de huisartspraktijk Oogheelkunde in de huisartspraktijk De visitetas Voorber. CV Klinisch Redeneren 9 Voeding en gezondheid Epidemiologie; organisatie en financiering Triage, kind met koorts en SOLK Dermatol. en Ooghk in de huisartsprakijk Acute Geneeskunde (verpl) Urogynaecologie (verpl) Palliatieve zorg (verpl) Commun in cultureel div groepen (verpl) Patient met verstandel beperking (verpl) Afronden persoonlijke leerdoelen: Artsdocument Geneesmiddel van de week Klinisch redeneren (verpl): Voorbereiding bijeenkomst 9: |
Week HAGSG.3 | Week HAGSG.4 |
WL Preventie Publieke gezondheid Jeugdgezondheidszorg WL Infectieziektenbestrijding Bevordering werkvermogen en preventie Voeding en gezondheid Sociale autopsie en wijkanalyse Milieu en gezondheid Preventie in de zorg De vitale dokter en patiënt (verpl) Preventieve zorg: gezond Rotterdam (verpl) Introductie wijkdiagnose opdracht Milieu en gezondheid Bevordering werkvermogen en preventie Publieke Gezondheid (verpl) Jeugdgezondheidszorg (verpl) Infectieziektenbestrijding (verpl) Voeding en Gezondheid (verpl) Sociale autopsie en wijkanalyse (verpl) Bespreking opdr. Pathologie (verpl) EBM (verpl) Reflectie persoonlijke leerdoelen Individueel mentorgesprek Serious game teamsamenwerking Geneesmiddel van de week: BMR-vaccin | Beroepsziekten en verzuimbegeleiding Sociale verzekeringswetgeving Samenwerken in de wijk Lijkschouw Geneesk Hulpverl. bij Ongev en Rampen SG Stagespecifieke voorbereiding Verslavingszorg Forensisch ePathologie-1 (NFI) Forensische Pathologie-2 (NFI) Samenwerken in de wijk Veilig thuis Zorg voor kwetsbare groepen Beroepsziekten en verzuimbegel (verpl) Verzekeringsgeneeskunde (verpl) Lijkschouw (verpl) Taal en gezondheid (verpl) Geneesk Hulpverl. Ongev en Rampen (verpl) Beroepsgeheim en tuchtrecht (verpl) Beleid en bestuur (verpl) WL Doelmatigheid van zorg Beroepsgeheim en tuchtrecht Geneesmiddel van de week: Jodiumtabletten Mentorgesprek Klinisch redeneren (verpl): Voorbereiding bijeenkomst 10: |
N.B. Controleer altijd het online rooster https://stip.erasmusmc.nl/Geneeskunde/701 voor het actuele rooster.
In de masteropleiding Geneeskunde wordt gewerkt met globale leerdoelen. Een leerdoel vertelt u wat u aan het eind van een onderwijsperiode moet weten en kunnen.
De globale leerdoelen van thema Ma Huisartsgeneeskunde/Sociale geneeskunde zijn:
De student kan op juiste wijze omgevingsfactoren betrekken bij de benadering van een individueel probleem;
De student kan de gevolgen van ziekte goed inschatten voor het functioneren van patiënten in hun eigen (privé- en werk) omgeving;
De student kan adequaat keuzen maken voor de toepassing van preventie in verschillende settings;
De student kan de populatiegerichte benadering van ziekte en gezondheid toepassen;
De student kan patiënten ondersteunen, begeleiden en wegwijs maken in de zorg;
De student kent de mogelijkheden en grenzen van eerstelijnsdiagnostiek en –behandeling;
De student begrijpt de invloed van de eerstelijnssetting op diagnostiek en behandeling van patiënten en kan zijn medisch beleid hierop aanpassen;
De student kent de globale organisatie van de huisartsenzorg;
De student kan specifieke huisartsgeneeskundige klachten en kwalen benoemen en deze betrekken in de differentiaal diagnose;
De student weet waar hij betreffende richtlijnen voor eerstelijnszorg kan raadplegen.
Per e-ZO vindt u meer specifieke leerdoelen voor het desbetreffende onderwerp.
Academische vorming
De lijn Academische vorming loopt verder door in het thema Huisartsgeneeskunde/Sociale geneeskunde. In het onderdeel Wetenschappelijke Vorming wordt meer en structurele aandacht besteed aan de integratie van wetenschap en klinische praktijk. Tijdens het voorgaande coschap hebt u casuïstiek verzameld, die in dit blok wordt besproken in de EBM-club. Hiervoor werkt u een casus geheel uit of kijkt u een casus van medestudenten na en geeft daarop commentaar. Vanuit een kritische houding moet u vraagstukken uit de kliniek kunnen doorgronden en beslissingen nemen, waarbij u zich bewust bent van de beschikbare ‘evidence’.
Consultvoering
Het lijnonderwijs van Consultvoering (CV) komt in verschillende thema’s voorafgaand aan de coschappen terug. De lijn bestaat uit een afgestemd geheel van Medische Technieken (MT), Arts-Patiënt Contact (APC),Communicatie & Attitude (CA) Skills Plaza en Klinisch Redeneren (KR).
In de lessen Communicatie & Attitude (CA) wordt expliciet aandacht besteed aan complexe communicatie, communicatievaardigheden en gesprekstechnieken. U kunt deze vaardigheden en competenties direct toepassen in de klinische praktijk van de coschappen Huisartsgeneeskunde en Sociale Geneeskunde. In dit thema oefent u een afronding van een consult én u verricht een vervolgconsult bij een patiënt met milde somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK). Verder oefent u met de consultvoering bij een patiënt met een lichte verstandelijke beperking. Daarnaast is aandacht voor communicatie in cultureel diverse groepen.
In dit thema gaat u wederom werken met virtuele patiëntcasussen. Klinisch Redeneren omvat het denkproces van de arts tijdens de overgang van klacht naar diagnose, waarbij de klacht datgene is wat de patiënt voelt als hij naar de arts toe gaat en de diagnose datgene is wat de patiënt heeft volgens de arts wanneer hij weer naar huis gaat. Bij dit proces wordt gebruik gemaakt van vooraf beschikbare epidemiologische en (patho)fysiologische kennis en van patroonherkenning op grond van ervaring. Als arts moet er in de praktijk vaak binnen korte tijd met behulp van anamnese, psychiatrisch en lichamelijk onderzoek en eventueel aanvullend onderzoek tot een diagnose en behandelplan komen. Het gaat er dan niet om zo volledig mogelijk te zijn, maar om zo efficiënt mogelijk de juiste keuzes te maken. Daarnaast is het als arts erg belangrijk om vervolgens op een juiste manier, kort en krachtig de patiënt over te dragen aan een collega of supervisor. Met deze virtuele patiëntcasussen gaat u dat oefenen.
Professionele Ontwikkeling
De lijn Professionele Ontwikkeling biedt een veilige plek om klinische ervaringen met elkaar te delen en hierop gezamenlijk te reflecteren onder begeleiding van een vaste mentor. U kunt in thema Huisartsgeneeskunde/Sociale geneeskunde reflecteren op uw ervaringen tijdens de coschappen Dermatologie, KNO en Oogheelkunde . In de bijeenkomsten wordt aandacht besteed aan intervisie, gericht op het samen leren van reflectieve vaardigheden en werken aan oplossingen voor situaties die zich tijdens uw coschap voordeden. U draagt zelf de onderwerpen aan uit uw ervaringen in de kliniek. U rondt uw persoonlijke leerdoelen af in het Artsdocument en u heeft het laatste individuele gesprek met de vaste mentor.
Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie
Met de lijn ‘Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie’ (SOZP) wil het Erasmus MC basisartsen opleiden die zich onderscheiden als goede teamspelers. Dit houdt in dat zij effectief kunnen samenwerken om optimale ( veilige, patiëntgerichte, effectieve en doelmatige) zorg te leveren en preventie in de praktijk te laten slagen. Het onderwijs behorend bij deze lijn heeft als doel dat studenten zich optimaal kunnen ontwikkelen in de competenties Samenwerken, Organiseren (Medisch leiderschap) en Gezondheid bevorderen (Maatschappelijk handelen). De onderwijslijn loopt door het hele curriculum (bachelor en master) en omvat onderwerpen als interprofessioneel samenwerken, patiëntveiligheid, kwaliteit en doelmatigheid van zorg, kostenbewustzijn, shared decision making, preventie, sociaal-medische begeleiding, zorgmanagement en public health.
Tijdens het thema wordt vanuit de SOZP lijn door middel van E-Zo’s en vaardigheidsonderwijs aandacht besteed aan teamsamenwerking, beroepsgeheim en tuchtrecht en beleid en bestuur in de gezondheidszorg. Tijdens de terugkom- en zelfstudiedagen van de coschappen vindt de eindbeoordeling plaats van de opdracht patient volgen, wordt de wijkdiagnose opdracht beoordeeld en worden tevens de verkregen interprofessionele samenwerkingsvaardigheden getoetst.
Overige onderdelen
In het thema Huisartsgeneeskunde/Sociale geneeskunde is ook aandacht voor overig onderwijs, zoals laboratoriumdiagnostiek, complementaire behandeling, Geneesmiddelenonderwijs en de bespreking van de opdracht Pathologie.
Thema Ma Huisartsgeneeskunde/Sociale geneeskunde omvat een periode van 4 weken.
De student is toelaatbaar indien de student:
alle onderwijsonderdelen van serie A (Inwendige geneeskunde en Heelkunde) en de blokken Kindergeneeskunde, Gynaecologie en Verloskunde, Neurologie, Psychiatrie en DKO heeft behaald (of in geval van een onvoldoende de Examen Commissie heeft bepaald dat de student door mag gaan met het volgende coschap);
deelgenomen heeft aan de Witte Jas Ceremonie of deze heeft voldaan door middel van een vervangende opdracht.
Een volledige onderwijsweek in dit thema ziet er gemiddeld als volgt uit:
40 uur per week | 18 uur contactonderwijs | 1 uur grootschalig (plenair) RB Responsiebijeenkomst Symposium |
17 uur kleinschalig (inclusief lijnonderwijs) VO Vaardigheidsonderwijs IWC Interactief Werkcollege KR Klinisch Redeneren | ||
21 uur zelfstudie | 18 uur gestuurde zelfstudie (individueel of in onderwijsgroepen) ZO Zelfstudieopdrachten, inclusief de casus bij KR, e-ZO’s en Pscribe | |
3 uur overige zelfstudie | ||
In paragraaf 2.4 worden de onderwijsvormen kort toegelicht. |
Het thema kent verschillende onderwijsvormen. Hieronder volgt per onderwijsvorm een korte toelichting.
Interactief Werkcollege (IWC)
Tijdens een interactief werkcollege wordt nader ingegaan op de e-ZO die u heeft voorbereid voorafgaand aan dit werkcollege. Ook gaat u actief aan de slag met het oplossen van casuïstiek en/of problemen en kan dieper worden ingegaan op bepaalde onderdelen van de leerstof. Aan het begin is het mogelijk kort vragen te stellen over de bestudeerde stof. Het is echter niet de bedoeling dat de bestudeerde stof herhaald wordt. De e-ZO’s moeten gevolgd worden om goed aan deze werkcolleges mee te kunnen doen en het gewenste eindniveau te bereiken. We gaan ervan uit dat u als masterstudent. met de coschappen Huisartsgeneeskunde en Sociale geneeskunde in het vizier, vooral ook zelf zeer gemotiveerd bent om alle stof serieus door te werken.
Vaardigheidsonderwijs (VO)
Bij het geven van vaardigheidsonderwijs staat de interactie tussen studenten en docenten én het aanleren van vaardigheden centraal. Het onderwijs sluit aan bij het vereiste kennisniveau. Vaak wordt ter voorbereiding een literatuurstudie of het maken van een e-ZO opgegeven. U lost in enkele gevallen patiëntenproblemen op, waarbij u kennis geïntegreerd toepast in een complexe context. Het vaardigheidsonderwijs is zo ingericht dat het u ondersteunt bij het zoeken naar de samenhang in de leerstof. U zoekt samen met de docenten en uw medestudenten naar lacunes in uw kennis en probeert er met elkaar antwoord op te vinden. Ook kunt u uw standpunt toetsen aan die van uw docent en medestudenten en leert u de waarde van andere standpunten.
Het volgen van het vaardigheidsonderwijs is verplicht.
Klinisch Redeneren (KR)
Het klinisch redeneren staat hierbij centraal, waarbij u de patiënt volgt vanaf zijn binnenkomst bij de huisarts of specialist.
De casus worden besproken in kleinschalige sessies. Dit onderwijs is vergelijkbaar met het onderwijs in Klinisch Redeneren in Bachelor jaar 3, alleen dan aangeboden op masterniveau. Het volgen van het KR-onderwijs is verplicht.
Zelfstudieopdrachten (ZO)
Een zelfstudieopdracht voert u zelfstandig uit, dat wil zeggen zonder directe begeleiding van een docent. Zelfstudieopdrachten worden ingezet bij het bestuderen van moeilijke, complexe stof. Vaak gebeurt dit aan de hand van een kritische beroepssituatie in de vorm van een casus waarin u in de rol van een arts-onderzoeker voor een dilemma staat. ZO’s worden ook ingezet ter voorbereiding op ander onderwijs.
In e-ZO’s komen aan de hand van vragen, beelden, casuïstiek en filmpjes de verschillende ziektebeelden aan bod. Deze zelfstudieopdrachten moeten gevolgd worden om aan de interactieve werkcolleges, bedside teaching psychiatrie en VO mee te kunnen doen. Op Canvas wordt aangegeven welke vorm van een ZO als voorbereiding voor een interactief werkcollege gemaakt moet worden. Formuleer de vragen die overblijven na het maken van de opdracht en neem deze mee naar de onderwijsbijeenkomst.
Uw aanwezigheid bij de volgende onderdelen is verplicht:
het CV-onderwijs en casusbesprekingen (MT, APC, CA, KR, SkillsPlaza)
Professionele ontwikkeling
Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie
Academische vorming
de VO’s van het themaonderwijs
E-ZO’s ter voorbereiding op ander onderwijs
enkele IWC's van het themaonderwijs
Let op:Voor bovengenoemde verplichte onderdelen geldt dat u zich alleen kunt afmelden met een zeer dringende reden. Indien u zich niet heeft afgemeld, vervalt het recht op inhalen. Voorwaarde voor het verkrijgen van de EC bij dit thema, is aanwezigheid bij dit onderwijs, actieve participatie en een gedegen voorbereiding.
Het blok Huisartsgeneeskunde/Sociale geneeskunde bestaat uit themaonderwijs met aansluitend de coschappen Huisartsgeneeskunde/Sociale geneeskunde. De kennis en vaardigheden die u zich eigen heeft gemaakt in het blok Huisartsgeneeskunde/Sociale geneeskunde worden op de volgende manieren getoetst:
Beoordeling themaonderwijs
Voor het toekennen van de EC behorende bij het themaonderwijs, dient u aanwezig te zijn bij alle verplichte onderwijsbijeenkomsten en tijdens de bijeenkomsten actief en professioneel te participeren. Indien u niet voldoet aan deze gestelde eisen van het betreffende themaonderwijs, bepaalt de themacoördinator of u het onderwijs opnieuw dient te volgen of dat het onderwijs met een andere opdracht kan worden vervangen.
Interuniversitaire VoortgangsToets Geneeskunde
Vanaf september 2022 wordt in de master Geneeskunde de iVTG op adaptieve wijze afgenomen. Hierbij krijg je vragen uit een vragenbank voorgelegd die naarmate de reeks vordert steeds beter passen bij jouw kennisniveau. Elke volgende vraag in de toets is gebaseerd op de prestatie op de voorgaande vragen. Dus, als je een vraag goed beantwoordt, krijg je een moeilijkere vraag. Had je de vraag fout, dan krijg je een makkelijkere vraag. Iedere opvolgende afname maak je op een hoger niveau, ook als je een voorgaande toets niet behaald hebt.
Meer informatie over de adaptieve iVTG is te vinden op de website van de iVTG. Ook vindt je hier antwoorden te vinden op vaker gestelde vragen over de adaptieve voortgangstoets onder FAQ.
Elk masterjaar vinden er 4 iVTGs plaats. In totaal zijn er dus 12 iVTGs
Beoordeling klinisch redeneren
De beoordeling van het klinisch redeneren vindt plaats in de coschappen – twee observaties patiëntencontact.
Beoordeling lijnonderwijs
Parallel aan het themaonderwijs in de klinische blokken lopen vier lijnen met ieder een set aan toetsen: Consultvoering (CV), Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie (SOZP), Academische Vorming (AV) en Professionele Ontwikkeling (PO). Voor alle lijnen geldt een aanwezigheids- en participatieverplichting. De participatieverplichting houdt in, dat u actief participeert in de groep, zich voorbereidt op de bijeenkomsten, de opdrachten met een voldoende resultaat afrondt en de vereiste vaardigheden beheerst.
Ook zijn er vier overige onderdelen: Radiologie, Geneesmiddelenonderwijs, Revalidatie en Pathologie. Voor deze onderdelen geldt met name een aanwezigheids- en participatieplicht.
Beoordeling coschap
De eindbeoordeling voor het coschap wordt gebaseerd op een aantal deeltoetsen, zoals:
observatie patiëntcontact 1;
observatie patiëntcontact 2;
(eventueel) observatie patiëntcontact 3;
beoordeling Professioneel gedrag en handelen tijdens gehele coschap.
Deze worden ingevuld door de huisartsopleider, de terugkomdagdocent beoordeeld de aanwezigheid en deelname op de terugkomdagen en maakt de beoordeling van de opleider definitief.
Meer informatie hierover krijgt u bij aanvang van het coschap.
Tabel 1 is een overzicht van het thema. Bij elke week staat een respondent genoemd. De respondent is in principe het aanspreekpunt voor inhoudelijke vragen met betrekking tot het onderwijs dat in die week wordt gegeven.
Themacoördinatoren | Telefoon | Kamer | |
Huisartsgeneeskunde Mw. D.T. van Dongen Sociale geneeskunde Dr. E.F van Beeck Mw. C. Verduijn | 010-7043627 d.t.vandongen@erasmusmc.nl hag@erasmusmc.nl | Na-1913 |
De verplichte boekenlijst voor de Masterstudie Geneeskunde wordt gepubliceerd op: https://www.eur.nl/erasmusmc/onderwijs/praktische-informatie
De verplichte literatuur/leerstof deeltoets Huisartsgeneeskunde/Sociale geneeskunde vindt u in de weekoverzichten.
Voor de communicatie met u wordt gebruik gemaakt va informatiesystemen:
De onderwijssite geneeskunde (https://www.eur.nl/erasmusmc). Hier vindt u algemene informatie over de studie, zoals de verplichte boekenlijst.
Nieuws, mededelingen en roosterwijzigingen worden bekend gemaakt via Osiris en Canvas.
Een gedetailleerd rooster per themaweek is te vinden via de Onderwijssite Geneeskunde: https://stip.erasmusmc.nl/Geneeskunde/701. Een uitgebreide toelichting op het rooster kun je vinden in het aparte roosterkatern. Na verspreiding van het themarooster blijft het noodzakelijk om wijzigingen en aanvullingen te kunnen doorgeven, soms tot kort voor het moment dat het betreffende onderwijs wordt gegeven. Om op de hoogte te blijven van de laatste wijzigingen in het rooster is het noodzakelijk dat u bijna dagelijks de roosterinformatie binnen het roosterprogramma raadpleegt, in ieder geval op de dag voordat het betreffende onderwijs wordt gegeven.
De elektronische leeromgeving Canvas.
Hier vindt u alle onderwijs-inhoudelijke informatie per week, links naar e-ZO’s, eventuele aanvullende literatuur, en gedetailleerde informatie van alle onderwijs-onderwerpen.
Themacoördinator(en)
Dit thema gaat over het opzetten van medisch mensgebonden (klinisch en epidemiologisch) onderzoek, het statistisch analyseren van de onderzoeksgegevens, en het trekken van wetenschappelijk verantwoorde conclusies uit medische onderzoeksgegevens. De benadering is vanuit de onderzoeksvraag. De subthema’s in week 1 behandelen methoden van onderzoek naar vragen die risico op ziekten en vragen die het diagnostisch proces betreffen. In week 2 worden vragen betreffende de prognose behandeld en in week 3 komen wetenschappelijke vraagstellingen die medische behandelingen betreffen aan de orde.
Week 1: Risico en diagnose
Centraal staan wetenschappelijke vraagstellingen die het risico van ziekten of mortaliteit betreffen. Hoe wordt risico gemeten? Hoe kan het onderzoek worden opgezet? Hoe kunnen de gegevens worden geanalyseerd? In deze week worden ook de basale statistische begrippen geïntroduceerd die nodig zijn voor het analyseren van medisch onderzoek in het algemeen.
Tevens wordt aandacht besteed aan wetenschappelijke vraagstellingen die de diagnose van ziekten betreffen. Welke verschillende onderzoeksvormen zijn er? Hoe kunnen de gegevens worden geanalyseerd?
Week 2: Risico en prognose
Centraal staan wetenschappelijke vraagstellingen die de prognose van de patiënt betreffen. Hoe kan prognostisch onderzoek worden opgezet? Hoe kunnen de gegevens statistisch worden geanalyseerd?
Week 3: Therapie
Centraal staan wetenschappelijke vraagstellingen betreffende effecten en bijwerkingen van medische behandelingen. Welke onderzoeksvormen zijn er om dit soort vragen te beantwoorden? Welke is het meest geschikt in een gegeven situatie? Hoe kunnen de gegevens statistisch worden geanalyseerd?
Week 4: Tentamen
Net als bij voorgaande thema’s wordt ook in dit thema met leerdoelen gewerkt, zij het in aangepaste vorm. We maken een onderscheid tussen globale en specifieke leerdoelen. Globale leerdoelen geven uw een indruk van de leerstof in het thema en staan hieronder vermeld. De specifieke leerdoelen betreffen een gedetailleerde beschrijving van de stof in een bepaalde week en staan vermeld bij de onderwijseenheden. Niet voor elke onderwijseenheid zijn specifieke leerdoelen aangegeven.
Globale leerdoelen
G1 De student kan de frequentiematen zoals prevalentie, incidentie, en cumulatieve incidentie, en de associatiematen zoals relatief risico, odds ratio, hazard rate ratio, en numbers-needed-to-treat beschrijven en toepassen.
G2 De student kan een onderzoek beoordelen op validiteit en precisie en daarbij de volgende begrippen gebruiken: selectiebias, informatiebias, confounding bias, effectmodificatie, regressie naar het gemiddelde, differentiële en non-differentiële misclassificatie.
G3 De student kan op basis van onderzoeksgegevens de sensitiviteit en specificiteit berekenen en werken met de regel van Bayes. De student kan met gegeven sensitiviteit en specificiteit van een diagnostische test en gegeven risico’s en baten van een therapie bij een bepaalde ziekte, uitrekenen wanneer de test geïndiceerd is.
G4 De student kan bij een gegeven vraagstelling (en eventuele beschrijving) een onderzoeksdesign kiezen uit de volgende mogelijkheden: cross-sectionele studie, longitudinaal cohort onderzoek (retrospectief, prospectief), case-control onderzoek, experimenteel onderzoek (randomized controlled trial, non-randomized controlled trial), systematic review en meta-analyse.
G5 De student heeft kennis van en inzicht in de principes en overwegingen die een rol spelen bij het opzetten van medisch mensgebonden onderzoek en het kunnen toepassen van deze principes en overwegingen bij de keuze van het onderzoeksdesign en de invulling van de onderzoeksopzet in eenvoudige praktische situaties.
G6 De student heeft kennis van verschillende statistische analysemethoden die worden toegepast in medisch mensgebonden onderzoek en kan een geschikte analysemethode in eenvoudige situaties kiezen: risico analyse (risicofactoren, risicofunctie), analyse prognostisch onderzoek (survival analyse, prognostische functie), analyse diagnostisch onderzoek, beslissingsanalyse, analyse therapeutisch onderzoek, analyse veiligheidsonderzoek en het kunnen uitvoeren van deze statistische analyses met behulp van statistische computerprogrammatuur.
Thema MaMvO beslaat een periode van 4 weken. U kunt voor het gehele thema 4 ECTS behalen. De startmomenten voor het onderwijs in 2022-2023 zijn:
20 september 2023
14 februari 2024
22 mei 2024
De begintermen voor het thema Methoden van klinisch en epidemiologisch onderzoek zijn de eindtermen van alle thema’s van de Bachelor (zie Raamplan Geneeskunde).
Thema Ma.MvO kent één digitaal afgenomen tentamen. Dit tentamen bestaat uit gesloten vragen en toetst zowel kennis als begrip. De exacte datum en tijd van het tentamen, alsmede de locatie zijn te vinden in het rooster.
Onderwijsvormen
De meeste onderdelen van dit thema zijn online beschikbaar via Canvas. U kunt alle onderdelen via zelfstudie voltooien. Daarnaast zijn er een groot aantal interactieve Q&A-sessies waar u vragen kunt stellen aan de docenten en waarin onderwerpen verder worden uitgelegd. Ook worden tijdens deze sessies oefenvragen gedaan en uitgeled. Er zijn 2 fysieke VO's: Ethiek en Masteronderzoek.
Er zijn geen verplichte onderdelen.
Het rooster is te vinden via STiP.
In dit thema wordt gebruikt gemaakt van twee boeken. U hebt de keuze uit een Nederlands- of een Engelstalig boek.
Bouter, L.M. et al. (2016). Leerboek Epidemiologie. (7e ed.). Bohn Staffleu van Loghum.
Grobbee, E., Hoes, A.W. (2014). Clinical Epidemiology. (2nd ed.). Jones and Bartlett Publishers.
Daarnaast kan worden verwezen naar boeken van de verplichte literatuurlijst Bachelorjaar 1 t/m 3. Bij een aantal onderwijseenheden is aanvullende literatuur opgenomen of een verwijzing naar een website waarop artikelen te vinden zijn. In veel gevallen kunt u literatuur eenvoudig zelf opzoeken via de digitale Medische Bibliotheek.
U dient voor dit thema het programma SPSS aan te schaffen. Als u SPSS koopt, kies dan de nieuwste versie. Dit kan via Surfspot.nl. Op Surfspot kunt u met uw studentenaccount inloggen. De link is http://www.surfspot.nl/
In het themaboek treft u bij elke onderwijsvorm, ook trefwoorden aan. Getracht is om binnen dit thema de trefwoorden te standaardiseren door gebruik te maken van zogenaamde ‘MESH headings’. Deze laatste zijn ook de zoektermen/trefwoorden, zoals die bijvoorbeeld in PubMed (MedLine) worden gebruikt. Voor docenten is het een manier om te proberen overlap en hiaten op te sporen binnen het thema of binnen het curriculum Erasmusarts. Voor u is het een handvat om makkelijk via PubMed aanvullende literatuur op te kunnen zoeken over een bepaald onderwerp, in het kader van bijvoorbeeld een zelfstudieopdracht. In een enkel geval wil het voorkomen dat er geen passend MESH trefwoord beschikbaar is voor een bepaald onderwerp dat in het onderwijs wordt behandeld.
Disciplinecoördinator
N.C. (Chantal) Peltenburg
C. (Christian) Oudshoorn
Het coschap duurt 10 weken.
De coassistent heeft het themaonderwijs Inwendige Geneeskunde in zijn geheel doorlopen.
Het coschap interne geneeskunde is het eerste coschap dat je volgt in een vaste reeks van coschappen. In de klinische fase bekwaamt de coassistent zich door professionele activiteiten in een specifieke, authentieke context adequaat uit te voeren waarbij kennis, inzichten, vaardigheden en professioneel gedrag geïntegreerd worden geoefend.
Hiernaast maakt de coassistent zich de denk- en handelwijze eigen, die past bij de stappen uit het begrippenschema: ‘van klachten naar oorzaak/pathofysiologie en ziekte/ziektebeeld naar de behandeling/preventie’. Daarom zijn de volgende onderdelen te onderscheiden:
het leren van de vaardigheden van medisch probleem oplossen: anamnese – lichamelijk onderzoek - probleembenoeming – differentiaal diagnose – aanvullend onderzoek – diagnose;
algemene, speciële en disciplinegebonden training met nadruk op kennis van pathofysiologie, diagnostiek en behandelingen van ziektebeelden,
opdoen van ervaring en verhoging van tempo van bovengenoemde aspecten;
ontwikkeling van en reflectie op de competenties uit het CanMEDS-model zoals opgenomen in het Raamplan Artsopleiding 2020 (medische deskundigheid, communicatie, samenwerking, leiderschap, professionaliteit, maatschappelijk handelen en wetenschappelijk denken), zodat deze op het niveau van basisarts kunnen worden ingevuld.
De leerdoelen die in het coschap Inwendige Geneeskunde centraal staan dragen bij aan de competentieontwikkeling en de eindtermen omschreven in het Raamplan Artsopleiding 2020.
Aan het eind van dit coschap:
heeft de coassistent zich het medisch consult interne geneeskunde eigen gemaakt zoals omschreven in de kritische beroesactiviteit (document te vinden op de Coschappen Canvas pagina)
heeft de coassistent zich waar en wanneer mogelijk de vaardigheden voor de medische verrichtingen urinekatheter inbrengen, infuus aanbrengen en venapunctie eigen gemaakt;
kan de coassistent een adequaat verslag maken van de afgenomen anamnese, het verrichte lichamelijk onderzoek en de conclusies in de vorm van een status;
kan de coassistent de beginselen toepassen van probleemoplossend klinisch redeneren en een differentiaal diagnose opstellen voor de meest voorkomende klinische klachtenpresentaties binnen de inwendige geneeskunde
kan de coassistent door gebruik te maken van verschillende bronnen van medische informatie (leerboeken, databases als pubmed, UpToDate, richtlijnen etc.) een voorstel doen voor aanvullend onderzoek en medisch beleid
kan de coassistent een recept schrijven;
kan de coassistent een patiëntencasus presenteren zodat problematiek, diagnostiek en behandelplan duidelijk zijn voor de toehoorders
kan de coassistent diverse aspecten van klinische patiëntenzorg, zoals de beleving van de patiënt en medische, verpleegkundige en logistieke aspecten benoemen;
Voor de student is het van belang om je eigen aanvullende leerdoelen voor dit coschap te formuleren en expliciet te maken wat je aan het einde van het coschap bereikt wilt hebben. Je coschapbegeleider kan je hierbij helpen.
W.D. Reitsma, Compendium differentiële diagnostiek in de interne geneeskunde
C.D.A. Stehouwer, Leerboek Interne geneeskunde, editie 15 (ISBN-nr: 978-90-368-1841-4)
Witte jas, stethoscoop, ooglampje, meetlint, reflexhamer, pennen, blanco opschrijfboekje.
Afhankelijk van de locatie, maar onderstaand zal in iedere kliniek gebeuren:
Week 1:
Maandagochtend melden op afgesproken plaats en tijdstip. Doornemen van de werkzaamheden en onderwijsroosters voor de betreffende affiliatie en subafdeling. De coassistent hoort wie de coschapbegeleider is en het introductiegesprek wordt ingepland.
Week 3-5:
Halverwege het coschap vindt het tussentijdsgesprek plaats met de coschapbegeleider.
Week 5- 10:
Gedurende de tweede helft van het coschap kan de coassistent zich laten observeren en beoordelen aan de hand van de kritische beroepsactiviteiten. Dit kan de coassistent aangeven bij een staflid of AIOS van de afdelingen waar het coschap gelopen wordt.
Week 10:
Tegen het einde van het coschap vindt het eindgesprek plaats met de coschapbegeleider.
Er wordt door de opleiding veel belang gehecht aan dat coassistenten tijdens hun coschappen goede, constructieve feedback krijgen. Feedback van experts/ervaringsdeskundigen is cruciaal en onmisbaar om te leren van de (eerste) ervaringen in de vaak complexe praktijk. Feedback geeft input aan de coassistent om kritisch te leren kijken naar eigen sterke en ontwikkelpunten en geeft coassistenten informatie over de voortgang in het eigen leerproces. Het geven van feedback vindt logischerwijs niet alleen aan het einde van een traject plaats, maar gedurende het hele coschap zodat een coassistent het kan gebruiken voor het behalen of verkrijgen van leerdoelen.
Om coassistenten te stimuleren om doorlopend en op gestructureerde wijze feedback te vragen, is de richtlijn opgesteld dat coassistenten drie maal per week om feedback vragen. Deze feedback zal vaak in de vorm van een gesprek gegeven worden. De coassistent schrijft beknopt een samenvatting van de gegeven feedback in het feedbackformulier in het portfoliosysteem. Vervolgens stuurt de coassistent het formulier per e-mail uit naar de feedbackgever die vervolgens het formulier accordeert. Mocht de feedbackgever het niet eens zijn met de opgeschreven feedback, kan hij/zij het formulier wijzigen.
Feedback is gericht op leren en begeleiden. De inhoud van de feedback telt niet mee voor de voortgang in de coschappen. Wel zal de coschapbegeleider aangeven of er inzet is getoond in het vragen om en het reflecteren op feedback.
Begeleiden
Tijdens het coschap word je begeleid door de coschapbegeleider middels de co-gesprekscyclus. Er vinden drie gesprekken plaats met je begeleider tijdens het coschap Inwendige Geneeskunde.
· Het introductiegesprek. De coassistent deelt met de coschapbegeleider de formulieren die horen bij het coschap Inwendige geneeskunde (zie handleiding Scorion). Voorafgaand aan het introductiegesprek vult coassistent het actieplan in en tijdens het gesprek worden de leerdoelen besproken, net als de acties die de coassistent wil zetten tijdens het coschap om de gestelde leerdoelen te behalen.
· Het tussentijdsgesprek. Halverwege het coschap vindt het tussentijdsgesprek plaats met de coschapbegeleider. Het tweede actieplan wordt op voorhand ingevuld door de coassistent. Tijdens dit gesprek is ruimte voor feedback vanuit begeleider naar coassistent en visa versa.
· Het eindgesprek. Tegen het einde van het coschap vindt het eindgesprek plaats met de coschapbegeleider. Het derde en tevens laatste actieplan wordt op voorhand ingevuld door de coassistent. Tijdens het eindgesprek wordt er gereflecteerd op het coschap, is ruimte voor feedback vanuit begeleider naar coassistent en visa versa en wordt er besproken welke leerdoelen de coassistent kan meenemen naar een volgend coschap. De coschapbegeleider vult voorafgaand aan het eindgesprek een formulier met daarop feedback over het algemeen functioneren en professioneel gedrag van de coassistent. Dit formulier wordt door de coassistent inzichtelijk gemaakt voor de coschapbegeleider van het opvolgende coschap.
Om aan de eindtermen van het Raamplan Artsopleiding 2020 te voldoen worden coassistenten beoordeeld aan de hand van KBA's. De KBA's dekken een groot deel van de CanMEDs competenties.
Gedurende de tweede helft van het coschap kan de coassistent zich laten observeren en beoordelen aan de hand van de KBA's. Dit kan de coassistent aangeven bij een staflid of AIOS van de afdelingen waar het coschap gelopen wordt.
De KBA's die relevant zijn voor het coschap Inwendige Geneeskunde zijn:
· KBA 1.1 Medisch consult Inwendige geneeskunde. Dit is een coschap-specifieke KBA die enkel geobserveerd en beoordeeld kan worden tijdens het coschap inwendige geneeskunde, door een staflid of AIOS. Deze KBA moet drie keer ‘op niveau’ behaald worden.
· KBA 2.4 Urinekatheter inbrengen. Dit is een discipline-overstijgende KBA die geobserveerd en beoordeeld kan worden door een staflid, AIOS, ANIOS, verpleegkundige, verpleegkundig specialist of physician assistant. Deze KBA moet één keer ‘op niveau’ behaald worden in serie A (dus tijdens coschap interne geneeskunde of heelkunde) en één keer in serie B.
· KBA 2.6 Infuus aanbrengen. Dit is een discipline-overstijgende KBA die geobserveerd en beoordeeld kan worden door een staflid, AIOS, ANIOS, verpleegkundige, verpleegkundig specialist of physician assistant. Deze KBA moet één keer ‘op niveau’ behaald worden in serie A en één keer in serie B.
· KBA 2.7 Venapunctie. Dit is een discipline-overstijgende KBA die geobserveerd en beoordeeld kan worden door een staflid, AIOS, ANIOS, verpleegkundige, verpleegkundig specialist of physician assistant. Deze KBA moet één keer ‘op niveau’ behaald worden in serie A en één keer in serie B.
Zie voor een compleet overzicht van de KBA's, waar ze te behalen zijn en hoe vaak, het overzicht op de Coschappen Canvaspagina.
Op het formulier dat de coschapbegeleider invult voorafgaand aan het eindgesprek met betrekking tot algemeen functioneren en professioneel handelen geeft de begeleider ook aan of de coassistent voldoende feedback heeft gevraagd en of de coassistent serieus heeft deelgenomen aan de co-gesprekscyclus.
Dit formulier, samen met het overzicht van de behaalde KBA's in het coschap Inwendige Geneeskunde is inzichtelijk voor de besliscommissie die na de serie A coschappen het portfolio bekijkt en beslist over de voortgang naar serie B.
Voor meer algemene informatie over de coschappen kun je terecht op de Coschappen Canvaspagina.
Bijlagen
Niet van toepassing
Disciplinecoördinator
De coassistent heeft het themaonderwijs Heelkunde in zijn geheel doorlopen.
Tijdens het coschap heelkunde komt de coassistent in aanraking met een aantal aspecten van de chirurgische praktijk waarbij hij actief werkt aan het behalen van de gestelde leerdoelen. Naast het toepassen van de beginselen van het klinisch redeneren, wordt de
coassistent begeleid in het leren aangeven van beleid ten opzichte van het schatten van het operatierisico, conservatief versus operatief beleid, preoperatieve voorbereiding, postoperatieve zorg, en t.o.v. behandeling van eventuele locale / systemische complicaties.
Aan het eind van dit coschap kan de coassistent:
systematisch gegevens verzamelen; een differentiaaldiagnose opstellen; eventueel benodigd aanvullend onderzoek aangeven; beargumenteerd een waarschijnlijkheidsdiagnose formuleren;
het beleid aangeven ten opzichte van het schatten van het operatierisico; het conservatief vs. operatief beleid; preoperatieve voorbereiding (electief/acuut), postoperatieve zorg, behandeling van eventuele locale/systemische complicaties;
zowel mondeling als schriftelijk verslag leggen;
acute hulp verlenen, basale chirurgische technieken toepassen, verbanden aanleggen, een venapunctie verrichten;
een blaascatheter en een maagsonde aanbrengen alsmede subcutaan, intramusculair, intraveneus injiceren.
Gooszen, H.G., e.a., Leerboek chirurgie, editie 2 (2012).
Lange J.F. en Kleinrensink G.J., Surgical Anatomy of the Abdomen, Elsevier: Nederland (2002)
Witte jas, stethoscoop, ooglampje, meetlint, reflexhamer, pennen, blanco opschrijfboekje.
Afhankelijk van de locatie, maar onderstaand zal in iedere kliniek gebeuren:
Week 1:
Maandagochtend melden op afgesproken plaats en tijdstip. Doornemen van de werkzaamheden en onderwijsroosters voor de betreffende affiliatie en subafdeling.
Week 4:
In week 4 vindt de tussentijdse beoordeling plaats (feedback)
Week 8:
In week 8 vindt de tweede tussentijdse beoordeling plaats (feedback)
Week 9:
De bloktoets van week 9 is vervallen.
Week 10:
Ook hier is de herkansing van de bloktoets vervallen. - In week 10 vindt de eindbeoordeling plaats (feedback)
Er wordt door de opleiding veel belang gehecht aan dat studenten tijdens hun coschappen goede, constructieve feedback krijgen. Feedback van experts/ervaringsdeskundigen is cruciaal en onmisbaar om te leren van de (eerste) ervaringen in de vaak complexe praktijk. Feedback geeft input aan de coassistent om kritisch te leren kijken naar eigen sterke en zwakke punten en geeft coassistenten informatie over de voortgang in het eigen leerproces. Het geven van feedback vindt logischerwijs niet aan het einde van een traject plaats, maar tussentijds zodat een coassistent er iets mee kan. Om coassistenten te stimuleren om doorlopend en op gestructureerde wijze feedback te vragen, is het de bedoeling dat coassistenten minimaal 2 maal per week om feedback vragen, via een digitaal feedbackformulier in EPASS.
Feedback is gericht op leren en begeleiden. De inhoud van de feedback telt niet mee voor het eindcijfer, maar de examinator in het coschap beoordeelt wel de inzet in relatie tot het vragen om en het reflecteren op feedback.
Om zowel de coassistent als diens opleider(s) in staat te stellen de expliciete leerdoelen te realiseren, worden de vorderingen vanaf het begin van het coschap geëvalueerd. Na vier weken wordt een tussentijdse beoordeling gegeven waarna de coassistent nog de gelegenheid heeft de mindere punten te verbeteren .. In dit gesprek komen kennis, vaardigheden en attitudefacetten aan de orde. Na acht weken wordt nogmaals een tussentijdse beoordeling gegeven.
Het is aangewezen alle CanMeds competenties aan toetsing te onderwerpen. De beoordelingen zullen via deeltoetsen plaatsvinden. Uitgangspunt daarbij is dat in tijdens het coschap de coassistent minimaal 2 keer wordt geobserveerd tijdens patiëntcontact en hierop wordt beoordeeld.
Daarnaast wordt de rol Academicus beoordeeld, door een beoordeling van een presentatie van de coassistent over een heelkundig onderwerp, aan de hand van een “Case-Based Discussion formulier”.
Ook de wijze waarop de coassistent participeert aan het overleg op de afdeling en de communicatie met collegae, opleiders en derden wordt door een directe begeleider in de laatste week van het coschap als professioneel gedrag en handelen beoordeeld. Een belangrijk onderdeel van het professioneel gedrag en handelen is “inzet en reflectie feedback”; heeft de coassistent inzet getoond zich te willen verbeteren door feedback te vragen (zowel mondeling als schriftelijk) en te reflecteren op die feedback.
Het eindcijfer is gebaseerd op de bovengenoemde onderdelen. Hierbij wordt op basis van de ingevoerde informatie de hoogte van het cijfer aangegeven. Afwijken hiervan kan in beperkte mate en alleen op basis van een goede onderbouwing door de examinator. Deze bepaalt uiteindelijk het eindcijfer. Een onvoldoende voor de rol medisch deskundige betekent in alle gevallen een onvoldoende voor het coschap. Een onvoldoende op twee of meer andere rollen betekent ook een onvoldoende voor het coschap.
Disciplinecoördinator
De coassistent heeft het themaonderwijs Kindergeneeskunde, Gynaecologie en Verloskunde in zijn geheel doorlopen.
In dit coschap gaat de coassistent de klinische vaardigheden, die in vorige coschappen geleerd zijn, oefenen en toepassen bij kinderen. Bovendien willen we de coassistent in deze weken graag een goed beeld geven van de kindergeneeskunde. De coassistent zal merken dat de kindergeneeskunde een speciaal karakter heeft, juist doordat de patiënten baby’s of kinderen en hun ouders zijn. Het is een wereld van verschil of de patiënt een pasgeborene of een puber is: niet alleen zijn anamnese en lichamelijk onderzoek volledig anders, maar ook de aard, verloop en symptomen van ziekte verschillen. Tijdens het coschap kindergeneeskunde staat daarom het ontwikkelen en oefenen van de klinische vaardigheden, die nodig zijn voor het oplossen van patiëntproblemen bij kinderen, centraal.
De nadruk ligt op het afnemen van een (hetero-)anamnese; het verrichten van een lichamelijk onderzoek, het opstellen van een probleemlijst, een differentiaaldiagnose en een beleidsplan. Hierbij dient onder andere rekening gehouden te worden met leeftijd, ontwikkelingsniveau, voorgeschiedenis en gezinssituatie van de patiënt en zijn/haar ouders/ verzorgers. Tijdens het coschap is tevens aandacht voor verslaglegging en presentatie van patiëntprobleem en beleidsplan.
Het blok Kindergeneeskunde, Gynaecologie en Verloskunde duurt in totaal 14 weken. In de eerste 4 weken volgt de coassistent intensief themaonderwijs. Vervolgens loopt de coassistent het coschap Gynaecologie en Verloskunde (5 weken) en vervolgens het coschap Kindergeneeskunde (5 weken) ofwel eerst het coschap Kindergeneeskunde (5 weken) en daaropvolgend het coschap Gynaecologie en Verloskunde (5 weken).
Aan het eind van dit coschap kan de coassistent:
zelfstandig een systematische en volledige kindergeneeskundige anamnese afnemen;
zelfstandig een systematisch en volledig lichamelijk onderzoek verrichten met speciale aandacht voor de leeftijdsspecifieke benadering van het kind;
naar aanleiding van de bevindingen uit (hetero)- anamnese en lichamelijk onderzoek een probleemlijst opstellen;
een differentiaaldiagnose en waarschijnlijkheidsdiagnose dan wel werkhypothese opstellen en een patiëntenprobleem met beleidsplan presenteren;
voor de veel voorkomende problemen in de kindergeneeskunde een voor de individuele patiënt verantwoord beleid opstellen voor nadere diagnostiek, behandeling of zorg om het probleem op te lossen;
aspecten van multidisciplinair (medische en paramedische) benadering van kindergeneeskundige problemen benoemen;
voor een bepaald geneesmiddel een dosering en toedieningsvorm kiezen, rekening houdend met de leeftijd, omgevingsfactoren en acceptatie van het kind;
de normale motorisch en geestelijke ontwikkeling van een pasgeborene tot en met een adolescent beschrijven;
de benodigde voeding (hoeveelheid, frequentie en samenstelling) voor een pasgeborene, een zuigeling, een kleuter en een adolescent benoemen;
een voedingsanamnese afnemen en een voedingsadvies geven voor veel voorkomende aandoeningen;
een normale groeicurve beschrijven en de bijzonderheden van een groeicurve verwoorden en interpreteren;
een volledige familieanamnese uitvragen en deze op een overzichtelijke wijze in een stamboom weergeven;
symptomen van bedreigde vitale functies bij zuigelingen en kinderen herkennen en theorie en techniek van elementaire reanimatie bij kinderen toepassen.
Lissauer, T., Carroll, W. , Illustrated Textbook of Paediatrics, editie 5, 2017, Elsevier Science & Technology.
Witte jas, stethoscoop, ooglampje, meetlint, reflexhamer, pennen, blanco opschrijfboekje.
Afhankelijk van de locatie, maar onderstaand zal in iedere kliniek gebeuren:
Week 1:
Maandagochtend melden op afgesproken plaats en tijdstip. Doornemen van de werkzaamheden en onderwijsroosters voor de betreffende affiliatie en subafdeling.
Week 2 of 3:
In week 2 of 3 vindt de tussentijdse beoordeling plaats; formatief
Week 4:
Bloktoets in Erasmus MC (indien de coassistent eerst het coschap Gynaecologie & Verloskunde heeft afgerond).
Week 5:
Indien de bloktoets in 4e week onvoldoende is: herkansing in Erasmus MC (indien de coassistent eerst het coschap Gynaecologie & Verloskunde heeft afgerond).
Eindbeoordeling competenties.
Wekelijks:
Minimaal 2 uur bedside teaching
Er wordt door de opleiding veel belang gehecht aan dat studenten tijdens hun coschappen goede, constructieve feedback krijgen. Feedback van experts/ervaringsdeskundigen is cruciaal en onmisbaar om te leren van de (eerste) ervaringen in de vaak complexe praktijk. Feedback geeft input aan de coassistent om kritisch te leren kijken naar eigen sterke en zwakke punten en geeft coassistenten informatie over de voortgang in het eigen leerproces. Het geven van feedback vindt logischerwijs niet aan het einde van een traject plaats, maar tussentijds zodat een coassistent er iets mee kan. Om coassistenten te stimuleren om doorlopend en op gestructureerde wijze feedback te vragen, is het de bedoeling dat coassistenten minimaal 2 maal per week om feedback vragen, via een digitaal feedbackformulier in EPASS.
Feedback is gericht op leren en begeleiden. De inhoud van de feedback telt niet mee voor het eindcijfer, maar de examinator in het coschap beoordeelt wel de inzet in relatie tot het vragen om en het reflecteren op feedback.
Om zowel de coassistent als diens opleider(s) in staat te stellen de expliciete leerdoelen te realiseren, worden de vorderingen vanaf het begin van het coschap geëvalueerd. Dit wordt gedaan door middel van een kort gesprek waarbij de vorderingen van de afgelopen week worden geëvalueerd en nieuwe leerdoelen worden. Na 2-3 weken wordt een functioneringsgesprek gehouden waarna de coassistent nog de gelegenheid heeft de mindere punten te verbeteren alvorens het coschap eindigt. In dit gesprek komen kennis, vaardigheden en attitudefacetten aan de orde.
Het is aangewezen alle CanMeds competenties aan toetsing te onderwerpen. De beoordelingen zullen via deeltoetsen plaatsvinden. Uitgangspunt daarbij is dat in de laatste week van het coschap de coassistent minimaal 2 keer wordt geobserveerd tijdens patiëntcontact en hierop wordt beoordeeld.
Ook de wijze waarop de coassistent participeert aan het overleg op de afdeling en de communicatie met collegae, opleiders en derden wordt door een directe begeleider in de laatste week van het coschap als professioneel gedrag en handelen beoordeeld. Een belangrijk onderdeel van het professioneel gedrag en handelen is “inzet en reflectie feedback”; heeft de coassistent inzet getoond zich te willen verbeteren door feedback te vragen (zowel mondeling als schriftelijk) en te reflecteren op die feedback.
Het eindcijfer is gebaseerd op de bovengenoemde onderdelen. Hierbij wordt op basis van de ingevoerde informatie de hoogte van het cijfer aangegeven. Afwijken hiervan kan in beperkte mate en alleen op basis van een goede onderbouwing door de examinator. Deze bepaalt uiteindelijk het eindcijfer. Een onvoldoende voor de rol medisch deskundige betekent in alle gevallen een onvoldoende voor het coschap. Een onvoldoende op twee of meer andere rollen betekent ook een onvoldoende voor het coschap.
In de voorlaatste week van het coschap Kindergeneeskunde ofwel het coschap Gynaecologie en Verloskunde (dit is afhankelijk van de volgorde waarin de coassistent deze coschappen loopt), wordt in het Erasmus MC de bloktoets afgenomen. Samen met de beoordeling van beide coschappen, bepaalt de bloktoets of het blok (d.w.z. het themaonderwijs en de twee coschappen) is behaald.
Probleemlijst Kindergeneeskunde
Vaardigheden coassistentschap Kindergeneeskunde
Disciplinecoördinator
De coassistent heeft het themaonderwijs verloskunde en gynaecologie (als onderdeel van het blok kindergeneeskunde en verloskunde en gynaecologie) in zijn geheel doorlopen. Kennis van de gynaecologie en verloskunde zoals onderwezen tijdens de bachelor- en masterfase wordt als bekend verondersteld.
Tijdens het coschap participeert de coassistent in de werkzaamheden van de poliklinieken, de verpleegafdelingen Verloskunde & Gynaecologie, de operatiekamers en de verloskamers. De coassistent maakt kennis met een aantal ziektebeelden die kenmerkend zijn voor de werkwijze en het handelen van de gynaecoloog. Bij behandeling van deze ziektebeelden zullen naast de medische aspecten ook de psychologische en maatschappelijke kanten belicht worden.
De zorg wordt verleend vanuit een aantal deelgebieden van het specialisme, de zg. pijlers. Veel specialisten zijn werkzaam binnen één (soms twee) van deze pijlers: de verloskunde, de algemene gynaecologie, de gynaecologische oncologie en de voortplantingsgeneeskunde. Afhankelijk van de aard van het probleem wordt een patiënt efficiënt behandeld binnen één (of soms meerdere) pijler(s). Er is een nauwe samenwerking met diverse andere disciplines binnen het ziekenhuis (zoals klinisch verloskundigen, IVF artsen) en daarbuiten (oa huisartsen, verloskundigen in eerste lijn). Speciale aandacht krijgen onder andere: seksuologie, anticonceptie, ethiek, palliatieve zorg en culturele verschillen. Naast de hiervoor genoemde specifieke vaardigheden dient de coassistent de routine te vergroten betreffende algemene vaardigheden geleerd in de bachelor fase en eerste masterjaren. In dit coassistentschap wordt een toename van zelfstandigheid van de coassistent gerealiseerd.
De nadruk ligt op het afnemen van een (hetero-)anamnese; het verrichten van een lichamelijk onderzoek, het opstellen van een probleemlijst, een differentiaaldiagnose en een beleidsplan. Tijdens het coschap is tevens aandacht voor verslaglegging en presentatie van patiëntprobleem en beleidsplan.
Het blok Kindergeneeskunde, Gynaecologie en Verloskunde duurt in totaal 14 weken. In de eerste 4 weken volgt de coassistent intensief themaonderwijs. Vervolgens loopt de coassistent het coschap Gynaecologie en Verloskunde (5 weken) en vervolgens het coschap Kindergeneeskunde (5 weken) ofwel eerst het coschap Kindergeneeskunde (5 weken) en daaropvolgend het coschap Gynaecologie en Verloskunde (5 weken).
De coassistent functioneert in teamverband als volwaardige partner van het medisch behandelteam;
De coassistent kan zijn/haar mening weergeven met betrekking tot ethische kwesties die o.m. spelen rond prenatale diagnostiek, voortplantingsgeneeskunde, zeer jonge zwangerschappen;
De coassistent is in staat medisch-sociale aspecten in de besluitvorming te betrekken;
De coassistent heeft inzicht gekregen in de verschillende aandoeningen, de de verloskundige, voortplantingsgeneeskundig en gynaecologisch ingestelde arts behandelt, en kan op geleide van anamnese en eigen onderzoek tot een differentiaal diagnose te komen en voorstel te doen voor eventueel aanvullend onderzoek;
De coassistent heeft kennis van de veranderingen in de fysiologie van de zwangere en kan de consequenties daarvan interpreteren in anamnese en eigen onderzoek;
De coassistent heeft zich vaardigheden eigen gemaakt conform de lijst van het werkboek gynaecologie en verloskunde (oa speculumonderzoek, vaginaal toucher)
Steegers EAP, Fauser BCJM, Hilders CGJM, Jade VWV, Massiger LFAG, Post JAM van der, Schoenmakers S. Textbook of Obstetrics and Gynaecology 1. 2019 Bohn Stafleu van Longhum (9789036821308)
Witte jas en broek, stethoscoop, pennen en blanco opschrijfboekje.
Afhankelijk van het ziekenhuis waar de co-assistent is ingedeeld. De co-assistent wordt door het de desbetreffende instelling geinformeerd.
Er wordt door de opleiding veel belang gehecht aan dat studenten tijdens hun coschappen goede, constructieve feedback krijgen. Feedback van experts/ervaringsdeskundigen is cruciaal en onmisbaar om te leren van de (eerste) ervaringen in de vaak complexe praktijk. Feedback geeft input aan de coassistent om kritisch te leren kijken naar eigen sterke en zwakke punten en geeft coassistenten informatie over de voortgang in het eigen leerproces. Het geven van feedback vindt logischerwijs niet aan het einde van een traject plaats, maar tussentijds zodat een coassistent er iets mee kan. Om coassistenten te stimuleren om doorlopend en op gestructureerde wijze feedback te vragen, is het de bedoeling dat coassistenten minimaal 2 maal per week om feedback vragen, via een digitaal feedbackformulier in EPASS.
Feedback is gericht op leren en begeleiden. De inhoud van de feedback telt niet mee voor het eindcijfer, maar de examinator in het coschap beoordeelt wel de inzet in relatie tot het vragen om en het reflecteren op feedback.
Om zowel de coassistent als diens opleider(s) in staat te stellen de expliciete leerdoelen te realiseren, worden de vorderingen vanaf het begin van het coschap geëvalueerd. Dit wordt gedaan door middel van een kort gesprek waarbij de vorderingen van de afgelopen week worden geëvalueerd en nieuwe leerdoelen worden. Na 2-3 weken wordt een functioneringsgesprek gehouden waarna de coassistent nog de gelegenheid heeft de mindere punten te verbeteren alvorens het coschap eindigt. In dit gesprek komen kennis, vaardigheden en attitudefacetten aan de orde.
Het is aangewezen alle CanMeds competenties aan toetsing te onderwerpen. De beoordelingen zullen via deeltoetsen plaatsvinden. Uitgangspunt daarbij is dat in de laatste week van het coschap de coassistent minimaal 2 keer wordt geobserveerd tijdens patiëntcontact en hierop wordt beoordeeld.
Ook de wijze waarop de coassistent participeert aan het overleg op de afdeling en de communicatie met collegae, opleiders en derden wordt door een directe begeleider in de laatste week van het coschap als professioneel gedrag en handelen beoordeeld. Een belangrijk onderdeel van het professioneel gedrag en handelen is “inzet en reflectie feedback”; heeft de coassistent inzet getoond zich te willen verbeteren door feedback te vragen (zowel mondeling als schriftelijk) en te reflecteren op die feedback.
Het eindcijfer is gebaseerd op de bovengenoemde onderdelen. Hierbij wordt op basis van de ingevoerde informatie de hoogte van het cijfer aangegeven. Afwijken hiervan kan in beperkte mate en alleen op basis van een goede onderbouwing door de examinator. Deze bepaalt uiteindelijk het eindcijfer. Een onvoldoende voor de rol medisch deskundige betekent in alle gevallen een onvoldoende voor het coschap. Een onvoldoende op twee of meer andere rollen betekent ook een onvoldoende voor het coschap.
Kennis en bekwaamheden overzicht Gynaecologie en Verloskunde (pagina 14-19 werkboek coas)
Vaardigheden coassistentschap Gynaecologie en Verloskunde (pagina 20 en 12 werkboek coas)
Disciplinecoördinator
De coassistent heeft het onderwijsblok psychiatrie en neurologie voorafgaand aan de coschappen in zijn geheel doorlopen.
Het verwerven van kennis en vaardigheden op het gebied van de neurologie op het niveau van de basisarts, zoals aangegeven in het Raamplan 2020.
Dit impliceert de onderstaande leerdoelen:
De coassistent kan zelfstandig een (hetero)anamnese afnemen,
een neurologisch onderzoek uitvoeren
en de bevindingen op geordende wijze in een status neerleggen.
De coassistent kan de bevindingen samenvatten en het probleem van de patiënt definiëren.
De coassistent kan aan de hand van de bevindingen verkregen bij anamnese en neurologisch onderzoek het probleem in het zenuwstelsel lokaliseren.
De coassistent kan aan de hand van de bevindingen verkregen bij anamnese en neurologisch onderzoek een etiologische differentiële diagnose opstellen.
De coassistent kan aan de hand van de probleemstelling een verantwoord beleid voorstellen voor nadere diagnostiek, behandeling en kan een of zorgplan opstellen.
De coassistent kan in begrijpelijke bewoordingen een patiënt of verwanten noodzakelijke en gewenste informatie geven en controleren of de gegeven informatie ook begrepen is.
De student kan dit oefenen en laten zien dat hij het beheerst in een viertal beroepsactiviteiten, zoals die in het Raamplan artsopleiding 2020 zijn beschreven, zie bijlage I. Hierin worden de verschillende competenties geïntegreerd ingezet.
De probleemlijst en ziektebeeldenlijst zijn verwoord in het Raamplan 2001 en 2009 en daaruit overgenomen, zie bijlage II en III. Deze zijn niet terug te vinden in het Raamplan 2020. Hierbij staat het vereiste kennis/inzichtniveau vermeld. Het Raamplan 2020 kent ook geen vaardighedenlijst. De vaardigheden conform het Raamplan 2001 en 2009 staan in bijlage IV.
Sociale vaardigheden:
De coassistent toont aan op adequate wijze te kunnen deelnemen aan multidisciplinair teamoverleg en overleg met verwijzers.
De coassistent is in staat een professionele houding te handhaven in het contact met oncoöperatieve patiënten en/of familieleden.
De coassistent is in staat op beknopte en heldere wijze een casus te presenteren en daarover van gedachten te wisselen.
Attitude:
De coassistent heeft nadrukkelijk getoond zich in de omgang met patiënten, familieleden van patiënten, collegae en andere disciplines zowel professioneel als betrokken te gedragen conform hetgeen van een (aankomend) arts verwacht mag worden.
Hij/zij neemt daarbij de gangbare medisch-ethische normen in acht.
Van der Meer & van ’t Laar. Anamnese en lichamelijk onderzoek. 7e druk of later. Reed Business Education, Amsterdam, 2014. Hoofdstuk ‘Het neurologisch onderzoek’.
Richard, Odekerken, de Wit. Leerboek Neurologie. 8e herziene druk of later. Bohn, Stafleu, van Loghum, Houten, 2019.
Representatieve kleding, witte jas, stethoscoop, stemvork, reflexhamer, ooglampje. De aanschaf van een oogspiegel is niet verplicht.
Het programma is afhankelijk van de locatie, maar onderstaand zal in iedere kliniek gebeuren.
Week 1
Maandagochtend melden op afgesproken plaats en tijdstip. Doornemen van de werkzaamheden en onderwijsroosters voor de betreffende affiliatie en subafdeling.
Week 3
Tussentijds beoordelingsgesprek (feedback).
Week 5
Vrijdag: eindbeoordeling op basis van 4 beoordelingen:
Observatie patiëntcontact 1
Observatie patiëntcontact 2 + uitwerking van de casus
Oordeel over professioneel gedrag en handelen
Oordeel of voldoende feedback is gevraagd en of student voldoende gereflecteerd heeft
Wekelijks
Minimaal 2 uur bedside teaching.
Om zowel de coassistent als diens opleider(s) in staat te stellen de expliciete leerdoelen te realiseren, worden de vorderingen vanaf het begin van het coschap geevalueerd. Dit wordt gedaan door middel van tussentijdse korte klinische beoordelingen (1 keer per week).
Na drie weken wordt een functioneringsgesprek gehouden waarna de coassistent nog twee weken de gelegenheid heeft de mindere punten te verbeteren alvorens het coschap eindigt. In dit gesprek komen kennis, vaardigheden en attitudefacetten aan de orde.
Het is aangewezen alle CANMEDs-competenties aan toetsing te onderwerpen. De eindbeoordeling van het klinisch coschap bestaat uit een aantal deelbeoordelingen. Uitgangspunt daarbij is dat in de laatste week van het coschap de coassistent minimaal 2 keer wordt geobserveerd tijdens patiëntcontact en hierop wordt beoordeeld. Bij één van die contacten wordt het probleem van de patiënt ook nabesproken en wordt een DD en een verder beleid geformuleerd. Ook de wijze waarop de coassistent participeert in het overleg op de afdeling en de communicatie met collegae, opleiders en derden wordt door een directe begeleider in de laatste week van het coschap als professioneel gedrag en handelen beoordeeld. Hierin is ook opgenomen of de coassistent inzet heeft getoond zich te willen verbeteren door feedback te vragen en te reflecteren op die feedback. Het eindcijfer van het klinische deel van het coschap is gebaseerd op deze genoemde onderdelen. Hierbij wordt op basis van de ingevoerde informatie het cijfer bepaald.
Een onvoldoende voor de rol medisch deskundige betekent in alle gevallen een onvoldoende voor het coschap. Een onvoldoende op twee of meer andere rollen betekent ook een onvoldoende voor het coschap.
In aanvulling hierop wordt de kennis en het klinisch redeneren 4 keer per jaar getoetst tijdens de iVTG. De regels voor de iVTG staan in de OER. De coassistent dient de iVTG op niveau 24 te behalen in het laatste jaar van de opleiding.
Medisch consult
Anamnese
Lichamelijk onderzoek
Opstellen differentiaal diagnose
Opstellen plan voor aanvullend onderzoek
Interpreteren van diagnostiek
Opstellen van een behandel- of begeleidingsplan
Spoedeisende zorg
Herkennen van een spoedeisende situatie van een patiënt
Eerste hulp verlenen inclusief Basic Life Support en inschakelen van hulp
Begeleiden en informeren
Bespreken van diagnostische en therapeutische opties
Bespreken van uitslag en prognose
Voeren van bijzondere gesprekken
Geven van informatie en advies over gezonde leefstijl en preventie van ziekten
Communiceren en samenwerken
Schriftelijke en mondelinge overdracht van patiëntinformatie
Inter- en intraprofessionele samenwerking
Pijn in hoofd en gelaat
Duizeligheid
Pijn in rug en benen
Pijn in nek en armen
Wegrakingen
Acute uitvalsverschijnselen
Chronisch progressieve uitvalsverschijnselen
Voorbijgaande uitvalsverschijnselen
Hersenzenuwuitval
Visusstoornissen
Loop- en evenwichtsstoornissen
Bewusteloosheid
Hoofdpijn
Cerebrovasculaire stoornissen
Uitvalsverschijnselen op hersenstam of hersenzenuw niveau
Vestibulaire stoornissen
Dementie
Extrapiramidale stoornissen
Epilepsie en andere aanvallen
Demyeliniserende ziekten
Ziekten van wervelkolom en ruggenmerg
Neuromusculaire ziekten
Infecties van het zenuwstelsel
Tumoren in het zenuwstelsel
Ongevallen met neurologische complicaties
Congenitale afwijkingen
Intoxicaties
Onderzoek van het bewustzijn
Onderzoek van de functie van de hersenzenuwen
Onderzoek van de passieve en actieve motoriek
Onderzoek van de coördinatie
Oriënterend onderzoek van de sensibiliteit
Onderzoek van de hogere cerebrale functies
Beoordeling van reflexen
Beoordeling van nekstijfheid
Lokaliseren van het neurologisch probleem
Beoordeling radiculaire provocatie proeven
Disciplinecoördinator
De coassistent heeft het themaonderwijs Neurologie en Psychiatrie doorlopen en heeft kennis van de verschillende psychiatrische ziektebeelden op masterniveau, vooral wat betreft klachten en symptomen;
heeft kennis van de verschillende farmacotherapeutische en psychotherapeutische behandelingen op masterniveau;
kan zelfstandig een algemene somatische anamnese opnemen en lichamelijk onderzoek verrichten, waarbij blijk wordt gegeven van een professionele houding;
heeft kennis van het psychiatrisch onderzoek;
begrijpt, spreekt en schrijft vlot en correct Nederlands.
Het coschap psychiatrie duurt 5 weken en wordt in het Erasmus MC of in één van de perifere instellingen gelopen. Tijdens het coschap maakt de coassistent kennis met de psychiatrie. Onder supervisie zal hij/zij bij verschillende patiënten zelfstandig een psychiatrische anamnese afnemen, een psychiatrisch onderzoek verrichten, een (differentiële) diagnose stellen en een beleid of behandelplan opstellen. Daarnaast neemt de coassistent deel aan onderwijsactiviteiten, referaten en klinische besprekingen. De precieze inhoud van het coschap kan per instelling verschillen. De coassistent ontvangt hierover informatie, voorafgaand aan of op de eerste dag van het coschap.
Het doel van het coschap is het verwerven van kennis en vaardigheden op het gebied van de psychiatrie op het niveau van de basisarts, zoals aangegeven in het raamplan 2020. In dit raamplan worden de eindtermen van de artsopleiding geformuleerd als competenties. Tevens worden een aantal specifieke vraagstukken rondom ziekte en gezondheid beschreven, welke deels op het gebied van de psychiatrie liggen.
Aan het eind van het coschap kan de coassistent in ieder geval:
een psychiatrische anamnese opnemen met inbegrip van een sociale, een biografische en een heteroanamnese;
een psychiatrisch onderzoek verrichten en de bevindingen op geordende wijze in een status vastleggen;
de bij anamnese en onderzoek verkregen informatie ordenen en wegen en vervolgens uitwerken tot een structuurdiagnose met etiopathogenetische en differentiaal-diagnostische overwegingen;
een behandelstrategie opstellen, waaronder de indicatie voor farmacotherapeutische en psychotherapeutische interventies alsmede de indicatie voor verwijzing en/of multidisciplinaire participatie;
de relationele, medisch-ethische en sociaal-maatschappelijke aspecten van psychiatrische problematiek benoemen en toelichten;
een professionele houding en attitude tonen, zich onder andere uitend in betrokkenheid in de communicatie met patiënten, familieleden en andere direct betrokkenen in uiteenlopende situaties.
op adequate wijze deelnemen aan multidisciplinair teamoverleg en overleg met verwijzers;
een professionele houding handhaven in het contact met oncoöperatieve patiënten en/of familieleden;
op beknopte en heldere wijze een casus te presenteren en daarover van gedachten te wisselen;
Aan het eind van het coschap heeft de coassistent nadrukkelijk getoond zich in de omgang met patiënten, familieleden van patiënten, collega's en andere disciplines zowel professioneel als betrokken te gedragen conform hetgeen van een (aankomend) arts verwacht mag worden. Hij/zij neemt daarbij de gangbare medisch-ethische normen in acht.
Hengeveld MW, van Balkom AJLM, van Heeringen C, Sabbe BGC. Leerboek Psychiatrie. Derde geheel herziene druk. Utrecht: De Tijdstroom, 2016. Hoofdstuk 1 t/m 3, 6.3, 6.4, 7 t/m 22, 27 en bijlage A en B
Verhulst FC. Leerboek kinder- en jeugdpsychiatrie. Vierde herziene druk. Assen: Van Gorcum, 2015. Bladzijde 1 t/m 249
Literatuur vermeld in de e-ZO’s uit het themaonderwijs Neurologie en Psychiatrie
Alle onderwijsonderdelen uit het themaonderwijs Neurologie en Psychiatrie
Benodigdheden, kledingvoorschriften en hygiëneregels kunnen per instelling verschillen. De coassistent ontvangt hierover informatie, voorafgaand aan of op de eerste dag van het coschap.
Het programma kan per instelling sterk verschillen. De coassistent ontvangt hierover informatie, voorafgaand aan of op de eerste dag van het coschap.
In week 1 meldt de coassistent zich op maandagochtend op de afgesproken plaats en het afgesproken tijdstip. Het programma, waaronder de werkzaamheden en het onderwijsrooster, zal dan worden doorgenomen.
Er wordt door de opleiding veel belang gehecht aan dat studenten tijdens hun coschap goede, constructieve feedback krijgen. Feedback van experts/ervaringsdeskundigen is cruciaal en onmisbaar om te leren van de (eerste) ervaringen in de vaak complexe praktijk. Feedback geeft input aan de coassistent om kritisch te leren kijken naar eigen sterke en zwakke punten en geeft coassistenten informatie over de voortgang in het eigen leerproces. Het geven van feedback vindt logischerwijs niet aan het einde van het coschap plaats, maar tussentijds zodat de coassistent er iets mee kan.
Om de coassistent te stimuleren om doorlopend en op gestructureerde wijze feedback te vragen, is het de bedoeling dat hij/zij minimaal 2 maal per week om feedback vraagt, via een digitaal feedbackformulier in EPASS.
Feedback is gericht op leren en begeleiden. De inhoud van de feedback telt niet mee voor het eindcijfer, maar de examinator beoordeelt wel de inzet in relatie tot het vragen om en het reflecteren op feedback.
De beoordeling vindt plaats aan de hand van de volgende deeltoetsen:
1. Observatie patiëntcontact 1 en 2.
2. Beoordeling professioneel gedrag en handelen tijdens gehele coschap.
3. Eventuele aanvullende opdrachten zoals beschreven in de informatie van de instelling waar het coschap gelopen wordt.
De precieze uitvoering van de eindbeoordeling kan per instelling verschillen. Hierover wordt de coassistent voorafgaand aan of op de eerste dag van het coschap geïnformeerd.
Het eindcijfer is gebaseerd op de bovengenoemde deeltoetsen. Hierbij wordt door EPASS op basis van de ingevoerde informatie een adviescijfer aangegeven. De examinator kan dit adviescijfer met één punt naar boven of met één punt naar beneden aanpassen. De examinator bepaalt dus het eindcijfer.
Een onvoldoende voor de rol medisch deskundige betekent in alle gevallen een onvoldoende voor het coschap. De examinator kan in dat geval geen voldoende eindcijfer geven. Een onvoldoende op twee of meer andere rollen betekent ook een onvoldoende voor het coschap.
Disciplinecoördinator
1. Ingangseisen
De coassistent heeft het themaonderwijs Dermatologie, KNO en Oogheelkunde in zijn geheel doorlopen.
2. Omschrijving
Het blok Dermatologie, KNO en Oogheelkunde duurt in totaal 10 weken. In de eerste 2 weken volgt de coassistent intensief themaonderwijs. Vervolgens loopt de coassistent de coschappen Dermatologie (2 weken), KNO (2 weken) en Oogheelkunde (2 weken), in verschillende volgorde.
3. Leerdoelen
Aan het eind van dit coschap kan de coassistent:
een dermatologische anamnese afnemen, huidaandoening beschrijven volgens PROVOKE, een differentiaaldiagnose opstellen en een voorstel voor eventueel aanvullend onderzoek en een behandelplan opstellen;
de coassistent kan de dermatologische patiënt in zijn gehele context te beschouwen met het oog op frequent voorkomende psychosociale, psychosomatische en psychoseksuele pathologie in dit vakgebied
adequaat verwijzen naar en overleggen met een dermatoloog.
4. Literatuur
Dermatovenereologie voor de eerste lijn. Een systematische introductie. Negende druk. Dr. J.H. Sillevis Smitt
5. Benodigheden
Witte jas, meetlint, zakkaart dermatologie
6. Programma
Afhankelijk van de locatie, maar onderstaand zal in iedere kliniek gebeuren:
Week 1:
Maandagochtend melden op afgesproken plaats en tijdstip. Doornemen van de werkzaamheden en onderwijsroosters voor de betreffende affiliatie en subafdeling. Op dag 1 dient er contact opgenomen te worden met je eindbeoordelaar om de leerdoelen/ het rooster en de beoordelingsmomenten in te plannen.
7. Beoordeling
Het eindcijfer is minimaal gebaseerd op 1 patiënte observatie, beoordeling algemeen functioneren en eindbeoordeling. Een onvoldoende voor de rol medisch deskundige betekent in alle gevallen een onvoldoende voor het coschap. Een onvoldoende op twee of meer andere rollen betekent ook een onvoldoende voor het coschap. Indien meer dan 10% van het coschap gemist wordt, dien je contact op te nemen met de onderwijscoördinator om een inhaalmoment of vervangende opdracht af te spreken, of eventueel het coschap opnieuw te doen.
8. Leerdoelen uitgebreid
De coassistent kent de plaats van de Dermatologie in de gezondheidszorg en kan adequaat verwijzen naar en overleggen met dit specialisme.
De coassistent kan een relevante anamnese afnemen, relevant dermatologisch onderzoek verrichten en dit onderzoek onder woorden te brengen in de bewoordingen van de efflorescentieleer (volgens het zogenaamde PROVOKE-schema).
De coassistent kent de bouw en de functie van de huid.
De coassistent leert aan de hand van het dermatologisch onderzoek bij een niet onmiddellijk herkenbare afwijking een morfologische diagnose te stellen en vervolgens een differentiaaldiagnose op te stellen met behulp van een van de dermatologische handboeken.
De coassistent kan de dermatologische patiënt in zijn gehele context te beschouwen met het oog op frequent voorkomende psychosociale, psychosomatische en psychoseksuele pathologie in dit vakgebied.
De coassistent heeft kennis van het specifieke dermatologisch aanvullend onderzoek:
bloedonderzoek (klinisch, chemisch, serologisch)
onderzoek op micro-organismen (bacterieel, mycologisch: KOH, viraal)
histopathologisch onderzoek
woodslamp
dermatoscopie
veneus duplex onderzoek
De coassistent kan bij een dermatologische diagnose de actuele therapie opzoeken in de dermatologische literatuur, weet waar hij/ zij de behorende patiënten informatie kan vinden en kan deze vervolgens aan de patiënt verstrekken.
De coassistent is bekend met de indifferente dermatotherapie, in het bijzonder de zalfdriehoek en weet wat voor soort indifferente therapie bij nattende, normale en droge huid toegepast moet worden.
De coassistent is bekend met de differente dermatotherapie, in het bijzonder de topicale corticosteroïden en kent de mogelijke bijwerkingen.
De coassistent kent de techniek van lokaal verdoven, biopteren, excideren en hechten, kan dit toepassen en is bekend met de mogelijke complicaties.
Disciplinecoördinator
De coassistent heeft de themaweek KNO doorlopen. Bij aanvang wordt deze stof als bekend verondersteld.
In de eerste 3 weken volgt de coassistent themaonderwijs, waarin de KNO een week beslaat. Vervolgens loopt de coassistent de coschappen Dermatologie (2 weken), KNO (2 weken) en Oogheelkunde (2 weken), in verschillende volgorde.
Het coschap KNO heeft als doel de coassistent vertrouwd te maken met klachten die patiënten op een KNO-afdeling zoal kunnen uiten. Deze klachten dient de coassistent in samenhang te brengen met ziektebeelden. Tevens wordt de coassistent in staat gesteld vaardigheden aan te leren om het keel-, neus- en oorheelkundig onderzoek naar behoren uit te voeren. Met de reeds verworven theoretische kennis uit de bachelor en master fase en de aangeleerde onderzoeksvaardigheden uit deze Klinische Fase zal de coassistent in staat moeten zijn voorstellen te doen voor behandeling van de patiënt. Dit betekent dat hij/zij op een praktische wijze met het vak KNO leert omgaan.
De coassistent is aan het eind van het coschap in staat om zelfstandig een speciële anamnese af te nemen, het KNO-onderzoek uit te voeren, suggesties te doen voor aanvullend onderzoek en te komen tot een differentiaal diagnose en behandelvoorstel.
Aan het eind van dit coschap:
heeft de coassistent kennis van een groot aantal KNO-ziektebeelden (vergrote en/of pijnlijke lymfeklieren / zwelling in de hals / hoofdpijn / verminderde gelaatsmotoriek / halitose / smaakstoornissen / oorpijn / jeuk in oor / uitvloed uit het oor (otorrhoe) / slechthorendheid/doofheid / oorsuizen / duizeligheid / evenwichtstoornissen (vertigo) / neusbloeding / reukstoornissen / onvrede neusvorm / uitvloed uit de neus (rhinorrhoe) / niezen /snurken / keelpijn/globus / slikklachten / inslikken vreemd voorwerp/ zuurbranden / opgeven/oprispen van onverteerd voedsel / heesheid / stemverandering / stoornissen in spraak en taal / hoesten / stridor);
is de coassistent in staat om een scala aan onderzoeken aan keel, neus en oren uit te voeren (beoordelen oor, gehoor en evenwicht /inspectie oorschelp, stand oor en mastoïd / inspectie gehoorgang en trommelvlies met voorhoofdslamp en otoscoop / gehooronderzoek met behulp van een stemvork / globale interpretatie van toonaudiometrie / beoordelen neus en bijholten / inspectie vorm en contour neus, neusingang / beoordelen doorgankelijkheid / rhinoscopia anterior / basale interpretatie van radiologisch onderzoek / beoordelen mond, keel, tonsillen / inspectie tongbeweging en beweging pharynxbogen / inspectie stembanden met keelspiegel / palpatie hals en lymfeklieren).
N. de Vries, P.H. van de Heyning, C.R. Leemans. Leerboek keel-neus-oorheelkunde en hoofd-halschirurgie. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. ISBN 9789036820943
E-learning: https://tinyurl.com/knoerasmus
Witte jas, stemvork, otoscoop (s.v.p. voorzichtig mee omgaan en niet in bovenzak steken),.
Het programma bestaat uit het zelfstandig onderzoeken van patiënten, het opstellen van een differentiaaldiagnose en suggesties doen voor de behandeling. Dit zal met name poliklinisch zijn, maar ook klinisch. De coassistent zal meekijken op de operatiekamer. De coassistent neemt deel aan het onderwijs en aan klinische besprekingen.
Er wordt door de opleiding veel belang gehecht aan dat studenten tijdens hun coschappen goede, constructieve feedback krijgen. Feedback van experts/ervaringsdeskundigen is cruciaal en onmisbaar om te leren van de (eerste) ervaringen in de vaak complexe praktijk. Feedback geeft input aan de coassistent om kritisch te leren kijken naar eigen sterke en zwakke punten en geeft coassistenten informatie over de voortgang in het eigen leerproces. Het geven van feedback vindt logischerwijs niet aan het einde van een traject plaats, maar tussentijds zodat een coassistent er iets mee kan. Om coassistenten te stimuleren om doorlopend en op gestructureerde wijze feedback te vragen, is het de bedoeling dat coassistenten minimaal 2 maal per week om feedback vragen, via een digitaal feedbackformulier in EPASS.
Feedback is gericht op leren en begeleiden. De inhoud van de feedback telt niet mee voor het eindcijfer, maar de examinator in het coschap beoordeelt wel de inzet in relatie tot het vragen om en het reflecteren op feedback.
Het is aangewezen alle CanMeds-competenties aan toetsing te onderwerpen. De beoordelingen zullen via deeltoetsen plaatsvinden. Uitgangspunt daarbij is dat in de laatste week van het coschap de coassistent minimaal 1 keer wordt geobserveerd tijdens patiëntcontact en hierop wordt beoordeeld.
Ook de wijze waarop de coassistent participeert aan het overleg op de afdeling en de communicatie met collegae, opleiders en derden wordt door een directe begeleider in de laatste week van het coschap als professioneel gedrag en handelen beoordeeld. Een belangrijk onderdeel van het professioneel gedrag en handelen is “inzet en reflectie feedback”; heeft de coassistent inzet getoond zich te willen verbeteren door feedback te vragen (zowel mondeling als schriftelijk) en te reflecteren op die feedback.
Het eindcijfer is gebaseerd op de bovengenoemde onderdelen. Hierbij wordt op basis van de ingevoerde informatie de hoogte van het cijfer aangegeven. Afwijken hiervan kan in beperkte mate en alleen op basis van een goede onderbouwing door de examinator. Deze bepaalt uiteindelijk het eindcijfer. Een onvoldoende voor de rol medisch deskundige betekent in alle gevallen een onvoldoende voor het coschap. Een onvoldoende op twee of meer andere rollen betekent ook een onvoldoende voor het coschap.
In de laatste week (bij onvoldoende resultaat, in de onderwijsvrije week voor het volgende themaonderwijs) wordt in het Erasmus MC de bloktoets afgenomen. Samen met de beoordeling van de coschappen Dermatologie en Oogheelkunde, bepaalt de bloktoets of het blok (d.w.z. het themaonderwijs en de coschappen) is behaald.
PROBLEEMLIJST
De problemen waarmee u zoal geconfronteerd kunt worden en mee om moet kunnen gaan zijn:
vergrote en /of pijnlijke lymfeklieren
zwelling in de hals
hoofdpijn
verminderde gelaatsmotoriek
halitose
smaakstoornissen
oorpijn
jeuk in oor
loopoor (otorrhoe)
slechthorendheid / doofheid
oorsuizen
duizeligheid (vertigo) / evenwichtsstoornissen
neusbloeding
neusverstopping
reukstoornissen
onvrede neusvorm
uitvloed uit de neus (rhinorrhoe)
niezen
snurken
keelpijn / globus
slikklachten
inslikken vreemd voorwerp
zuurbranden
opgeven / oprispen van onverteerd voedsel
heesheid
stemverandering
stoornissen in spraak en taal
hoesten
stridor
Disciplinecoördinator
De coassistent heeft het themaonderwijs Dermatologie, KNO en Oogheelkunde in zijn geheel doorlopen.
Het blok Dermatologie, KNO en Oogheelkunde duurt in totaal 11 weken. In de eerste 2 weken volgt de coassistent intensief themaonderwijs. Vervolgens loopt de coassistent de coschappen Dermatologie (3 weken), KNO (3 weken) en Oogheelkunde (3 weken), afhankelijk van het traject van de student.
Tijdens het coschap Oogheelkunde onderzoekt de coassistent zelfstandig patiënten, stelt differentiaaldiagnoses op en doet suggesties voor de behandeling. De coassistent neemt deel aan het cursorisch onderwijs en aan klinische besprekingen, fluoresceïne angiografie besprekingen, etc.
Aan het eind van dit coschap kan de coassistent:
een speciële anamnese afnemen en bevindingen van het eigen algemeen oogheelkundig onderzoek op een geordende wijze in een status neerleggen;
een oogheelkundige differentiaaldiagnose opstellen en een verantwoord beleid voorstellen voor nadere diagnostiek, behandeling of zorg om het probleem op te lossen;
via informatiebronnen antwoorden zoeken op vragen die niet door parate kennis beantwoord kunnen worden;
een recept voor eenvoudige oogheelkundige aandoeningen uitschrijven;
een conceptbrief aan de huisarts c.q. collega schrijven;
aangeven welke instanties zich bezighouden met maatschappelijke dienstverlening aan blinden en slechtzienden;
de basale aspecten aangeven van de samenwerking met paramedici binnen de oogzorg.
Lecture Notes in Ophthalmology, editie 11, James, B., Chew C. en Bron A. Blackwell publishing, zie ook de website.
Witte jas, stehtoscoop, ooglampje, meetling, reflexhamer, pennen, blanco opschrijfboekje.
Afhankelijk van de locatie, maar onderstaand zal in iedere kliniek gebeuren:
Week 1:
Maandagochtend melden op afgesproken plaats en tijdstip. Doornemen van de werkzaamheden en onderwijsroosters voor de betreffende affiliatie en subafdeling.
Dagelijks onderwijs in het Erasmus MC of via teleconference-verbinding. Eigen patiënten zien via supervisie CO spreekuren. Meelopen met aan de gekoppelde AIOS.
Week 2:
Dagelijks onderwijs in het Erasmus MC of via teleconference-verbinding. Eigen patiënten zien via supervisie CO spreekuren. Meelopen met aan de gekoppelde AIOS.
Week 3:
Dagelijks onderwijs in het Erasmus MC of via teleconference verbinding. Eigen patiënten zien via supervisie CO spreekuren. Meelopen met aan de gekoppelde AIOS.
Bloktoets in Erasmus MC (indien de coassistent eerst de coschappen KNO en Dermatologie heeft afgerond). Indien de bloktoets onvoldoende in week 3: herkansing in Erasmus MC in de onderwijsvrije week voor het volgende themaonderwijs.
Wekelijks:
Minimaal 2 uur bedside teaching.
Er wordt door de opleiding veel belang gehecht aan dat studenten tijdens hun coschappen goede, constructieve feedback krijgen. Feedback van experts/ervaringsdeskundigen is cruciaal en onmisbaar om te leren van de (eerste) ervaringen in de vaak complexe praktijk. Feedback geeft input aan de coassistent om kritisch te leren kijken naar eigen sterke en zwakke punten en geeft coassistenten informatie over de voortgang in het eigen leerproces. Het geven van feedback vindt logischerwijs niet aan het einde van een traject plaats, maar tussentijds zodat een coassistent er iets mee kan. Om coassistenten te stimuleren om doorlopend en op gestructureerde wijze feedback te vragen, is het de bedoeling dat coassistenten minimaal 2 maal per week om feedback vragen, via een digitaal feedbackformulier in EPASS.
Feedback is gericht op leren en begeleiden. De inhoud van de feedback telt niet mee voor het eindcijfer, maar de examinator in het coschap beoordeelt wel de inzet in relatie tot het vragen om en het reflecteren op feedback.
Het is aangewezen alle CanMeds competenties aan toetsing te onderwerpen. De beoordelingen zullen via deeltoetsen plaatsvinden. Uitgangspunt daarbij is dat in de laatste week van het coschap de coassistent minimaal 1-2 keer wordt geobserveerd tijdens patiëntcontact en hierop wordt beoordeeld.
Ook de wijze waarop de coassistent participeert aan het overleg op de afdeling en de communicatie met collegae, opleiders en derden wordt door een directe begeleider in de laatste week van het coschap als professioneel gedrag en handelen beoordeeld. Een belangrijk onderdeel van het professioneel gedrag en handelen is “inzet en reflectie feedback”; heeft de coassistent inzet getoond zich te willen verbeteren door feedback te vragen (zowel mondeling als schriftelijk) en te reflecteren op die feedback.
Het eindcijfer is gebaseerd op de bovengenoemde onderdelen. Hierbij wordt op basis van de ingevoerde informatie de hoogte van het cijfer aangegeven. Afwijken hiervan kan in beperkte mate en alleen op basis van een goede onderbouwing door de examinator. Deze bepaalt uiteindelijk het eindcijfer. Een onvoldoende voor de rol medisch deskundige betekent in alle gevallen een onvoldoende voor het coschap. Een onvoldoende op twee of meer andere rollen betekent ook een onvoldoende voor het coschap.
In de laatste week (bij onvoldoende resultaat, in de onderwijsvrije week voor het volgende themaonderwijs) wordt in het Erasmus MC de bloktoets afgenomen. Samen met de beoordeling van de coschappen KNO en Dermatologie, bepaalt de bloktoets of het blok (d.w.z. het themaonderwijs en de coschappen) is behaald.
Disciplinecoördinator
De coassistent heeft het themaonderwijs Huisartsgeneeskunde en Sociale Geneeskunde in zijn geheel doorlopen.
Het blok Huisartsgeneeskunde en Sociale geneeskunde duurt in totaal 13 weken. In de eerste 4 weken volgt de coassistent intensief themaonderwijs. Vervolgens loopt de coassistent het coschap Huisartsgeneeskunde (6 weken) en vervolgens Sociale geneeskunde (3 weken) ofwel eerst het coschap Sociale geneeskunde (3 weken) en daaropvolgend het coschap Huisartsgeneeskunde (6 weken).
De sociale geneeskunde wordt onderverdeeld in 1) de publieke gezondheidszorg (arts voor maatschappij en gezondheid, community medicine), gericht op gezondheid in de woon- en leefomgeving en 2) de arbeidsgerelateerde gezondheidszorg (arts voor arbeid en gezondheid, occupational medicine), gericht op gezondheid in de werkomgeving. Binnen de maatschappelijke gezondheidszorg worden de profielen jeugdgezondheidszorg, infectieziektebestrijding, tbc bestrijding, forensische geneeskunde, medische milieukunde, sociaal medische advisering, zorgbeleid en advies, donorgeneeskunde en vertrouwensarts onderscheiden. Binnen de arbeidsgerelateerde gezondheidszorg worden de profielen bedrijfsgeneeskunde en verzekeringsgeneeskunde onderscheiden.
Het coschap Sociale Geneeskunde duurt 3 weken en bestaat uit een stage van 12 dagen.
Aan het eind van dit coschap:
1. kan de coassistent gezondheidsklachten interpreteren in relatie tot de leef- en werkomgeving van de individuele patiënt en het beleid daarop inrichten (individuele preventie en sociaal -medische begeleiding);
2. kan de coassistent gezondheidsproblemen op groepsniveau herkennen en meewerken aan het opstellen van interventieplannen voor deze groepsproblemen (collectieve preventie);
3. onderkent de coassistent het belang om vanuit de individuele patiëntenzorg samen te werken met sociaalgeneeskundige collega's “arbeid en gezondheid” en “maatschappij en gezondheid”;
4. kan de coassistent samenwerken in de oplossing van een medisch probleem met maatschappelijke implicaties (maatschappelijk handelen).
Het coschap Sociale Geneeskunde duurt 3 weken en bestaat uit een stage van 12 dagen (elke week stagedagen maandag t/m donderdag). De vrijdagen binnen het coschap zijn vrij geroosterd van stage voor het kunnen uitvoeren van een groepsopdracht (Wijkdiagnose en verbeterplan, SOZP) en de presentatie hiervan. Op de eerste vrijdag tijdens het coschap is er daarnaast nog het VO CRM3 Transmurale samenwerking en de Toets Interprofessionele samenwerking (SOZP).
De stage vindt plaats binnen het domein arbeid & gezondheid (een Arbodienst of UWV) of het domein maatschappij & gezondheid (een GGD of een gemeentelijke welzijnsorganisatie, Centrum voor Jeugd en Gezin, Verslavingsinstelling, Forensische zorgdienst, Veilig Thuis organisatie).
Aan het behalen van de vakinhoudelijke doelen wordt gewerkt door werkervaring op te doen tijdens de stage en daarbij als coassistent zoveel mogelijk een actieve bijdrage te leveren. In dit kader zijn er contacten met verschillende disciplines, die actief zijn binnen het sociaal geneeskundige werkveld (inclusief het sociale domein). Naast de verkregen kennis moeten de coassistenten ook professionaliteit, samenwerkingsvaardigheden, ontwikkeling tijdens het coschap en reflectie tonen.
Het coschap sociale geneeskunde biedt een uitgebreide variatie aan stageplekken. Ongeveer 8 weken voor aanvang van het coschap word je geïnformeerd over de beschikbare stageplekken. Hierbij wordt aangegeven wat per stageplek eventuele specifieke voorwaarden zijn ( bijvoorbeeld een auto en/of een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) noodzakelijk) en hoe je je kunt inschrijven via SIN-Online. Voor de stageplekken waarbij structureel een auto noodzakelijk is, moet je in het bezit zijn van een rijbewijs. Indien jij niet kunt beschikken over een eigen auto of huurauto tijdens de stageperiode, dan zal de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg het huren van een auto faciliteren. Kosten voor een VOG kunnen bij de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg gedeclareerd worden.
Let op: voor e-mailcommunicatie tijdens dit coschap worden uitsluitend de studentaccounts van de EUR (format 123456ab@student.eur.nl) gebruikt.
Het is mogelijk om zelf een coschap locatie te regelen. Op de Canvas pagina van het coschap Sociale Geneeskunde kun je meer informatie vinden over het zelf regelen van een plek en de bijbehorende vereisten.
Alle contacten lopen via coschappen.soc@erasmusmc.nl
Marianne Quak | Coördinator coschap Sociale Geneeskunde | |
Anja Bik | Contactpersoon coschap Sociale Geneeskunde | |
Ed van Beeck | Hoofd onderwijs MGZ | |
Cynthia Verduijn | Stafmedewerker onderwijs MGZ |
Feedback
Er wordt door de opleiding veel belang gehecht aan dat studenten tijdens hun coschappen goede, constructieve feedback krijgen. Feedback van experts/ervaringsdeskundigen is cruciaal en onmisbaar om te leren van de (eerste) ervaringen in de vaak complexe praktijk. Feedback geeft input aan de coassistent om kritisch te leren kijken naar eigen sterke en zwakke punten en geeft coassistenten informatie over de voortgang in het eigen leerproces. Het geven van feedback vindt logischerwijs niet aan het einde van een traject plaats, maar tussentijds zodat een coassistent er iets mee kan. De coassistent is verantwoordelijk voor het eigen leerproces en moet zelf actief vragen om deze tussentijdse feedback.
Eindbeoordeling
Het coschap wordt beoordeeld aan de hand van het bijgaande beoordelingsformulier (zie hoofdstuk 4), waarin zes van de zeven CanMeds competenties worden meegenomen.
Je bent zelf verantwoordelijk voor het klaarzetten van het beoordelingsformulier in Epass. Je wordt aan het begin van het coschap per e-mail geïnformeerd voor wie je het formulier dient klaar te zetten.
FORMULIEREN EPASS - Erasmusarts 2020
Eindbeoordeling coschap Sociale Geneeskunde
Professioneel gedrag en handelen (praktijkstage)
Medisch Deskundige
|
|
Communicator
|
|
Beroepsbeoefenaar
|
|
Samenwerker
|
|
Organisator
|
|
Gezondheidsbevorderaar
|
|
Disciplinecoördinator
De coassistent heeft het themaonderwijs Huisartsgeneeskunde en Sociale Geneeskunde in zijn geheel doorlopen.
Het blok Huisartsgeneeskunde en Sociale geneeskunde duurt in totaal 13 weken. In de eerste 4 weken volgt de coassistent intensief themaonderwijs. Vervolgens loopt de coassistent het coschap Huisartsgeneeskunde (6 weken) en vervolgens Sociale geneeskunde (3 weken) ofwel eerst het coschap Sociale geneeskunde (3 weken) en daaropvolgend het coschap Huisartsgeneeskunde (6 weken).
Huisartsgeneeskunde is een combinatie van evidence-based medicine en real-life practice. De combinatie van stage in de huisartspraktijk en facultair onderwijs probeert dit in zich te verenigen. In dit coschap maakt de coassistent gedurende zes weken op een intensieve wijze kennis met de huisartsgeneeskunde. De coassistent heeft zelfstandig contact met patiënten, uiteraard onder supervisie van een huisarts.
De algemene doelstellingen van de stage zijn:
De coassistent krijgt de gelegenheid door middel van zelfstandig contact met patiënten, uiteraard onder supervisie, ervaring op te doen met het medisch probleemoplossend denken en handelen in de context van de huisartspraktijk (zie ook onder ‘de inhoud van de huisartsgeneeskunde’ en ‘het consult’)
De stage is tevens bedoeld als oriëntatie op het beroep van de huisarts
Diagnostiek van alledaagse klachten
Bouwstenen voor rationeel probleemoplossen. T.O.H. de Jong, H.G.L. Grundmeijer en H. de Vries. Bohn Stafleu van Loghum. Houten derde druk, 2011 ISBN 9789031383634
NHG standaarden www.nhg.org/nhg-standaarden
Niet van toepassing.
In dit coschap maakt de coassistent gedurende zes weken op een intensieve wijze kennis met de huisartsgeneeskunde. De coassistent verricht met de huisartsopleider gezamenlijk consulten, maar het is ook uitdrukkelijk de bedoeling een groot aantal consulten zelfstandig uit te voeren.
De afdeling Huisartsgeneeskunde verzorgt onderwijs op drie terugkommiddagen. Deze zijn gepland op vrijdag.
Er wordt door de opleiding veel belang gehecht aan dat studenten tijdens hun coschappen goede, constructieve feedback krijgen. Feedback van experts/ervaringsdeskundigen is cruciaal en onmisbaar om te leren van de (eerste) ervaringen in de vaak complexe praktijk. Feedback geeft input aan de coassistent om kritisch te leren kijken naar eigen sterke en zwakke punten en geeft coassistenten informatie over de voortgang in het eigen leerproces. Het geven van feedback vindt logischerwijs niet aan het einde van een traject plaats, maar tussentijds zodat een coassistent er iets mee kan.
Het is aangewezen alle CanMeds competenties aan toetsing te onderwerpen. De beoordelingen zullen via deeltoetsen plaatsvinden.
Uitgangspunt daarbij is dat de coassistent tenminste 2 keer wordt geobserveerd tijdens patiëntcontact en hierop wordt beoordeeld door de huisarts.
Ook het professioneel gedrag en handelen tijdens het coschap wordt door de huisarts beoordeeld. Een belangrijk onderdeel van het professioneel gedrag en handelen is “inzet en reflectie feedback”; heeft de coassistent inzet getoond zich te willen verbeteren door feedback te vragen (zowel mondeling als schriftelijk) en te reflecteren op die feedback.
De eindbeoordeling met eindcijfer wordt door de stafdocent van het Erasmus MC opgemaakt uit de gemiddelde deel beoordelingen van de CanMeds rollen.
De competentie beoordelingen van de huisarts-stagebegeleider wegen zwaarder dan die van de stafdocent. Gemiddeld genomen is de verhouding 70/30%.
In de voorlaatste week van het coschap Huisartsgeneeskunde ofwel het coschap Sociale geneeskunde (dit is afhankelijk van de volgorde waarin de coassistent deze coschappen loopt), wordt in het Erasmus MC de bloktoets afgenomen. Samen met de beoordeling van beide coschappen, bepaalt de bloktoets of het blok (het themaonderwijs en de twee coschappen) is behaald.
Handleiding coschap Huisartsgeneeskunde.
Lijncoördinator(en)
Lijncoördinator(en)
Het lijnonderwijs van de afdeling Practicum Klinische Vaardigheden (PKV) komt in verschillende thema’s voorafgaand aan de coschappen terug. Het onderwijs van de afdeling PKV maakt deel uit van het lijnonderwijs Consultvoering (CV) dat u al kent vanuit de bachelor Geneeskunde. Tijdens het onderwijs in de masterfase gaat u uw vaardigheden op het gebied van anamnese en lichamelijk onderzoek verder verdiepen. U zult tevens oefenen met statusvoering en het presenteren van een patiëntencasus tijdens de overdracht.
Het consultvoeringsonderwijs van de afdeling PKV kent in de master twee onderwijsvormen: Medisch technische lessen (MT) en Arts-patiënten-contacten (APC). In de MT-bijeenkomsten wordt de techniek van het lichamelijk onderzoek op medestudenten geoefend. In de APC-bijeenkomsten wordt een consult met een (simulatie)patiënt verricht. Er wordt een grote variatie van klinische situaties aangeboden, afgestemd op het daaropvolgende coschap.
Lijncoördinator(en)
De lijn Professionele Ontwikkeling heeft als doel de studenten te laten reflecteren op hun ontwikkeling van student tot arts, het leren van eigen ervaringen en die van medecoassistenten. Dit gebeurt met behulp van intervisies, het bijhouden van een portfolio en het voeren van mentorgesprekken.
In je opleiding heb je tot nu toe vooral kennis en vaardigheden geleerd. Tijdens je coschappen ga je dat toepassen in de praktijk, en zal je in de eerste plaats vooral veel willen doen om daarvan te leren. Daarnaast besef je ongetwijfeld dat het belangrijk is dat je ook regelmatig de tijd neemt om eens stil te staan bij wat je doet en waarom je dat zo doet. Door te reflecteren op je eigen leermomenten word je gestimuleerd daar dieper over na te denken. Intervisie is een methode om samen met anderen ervaringen uit je coschap op een praktische en systematische manier te analyseren. Die analyse leidt tot oplossingen, alternatieven en adviezen. In deze sessies kijk je met de groep en de mentor terug op het coschap dat net is geweest. Ook zal je met de co-groep leren hoe een intervisiesessie kan worden gehouden, waarbij de groep op gestructureerde wijze van elkaars ervaringen leert.
De intervisiesessies hebben twee doelen: enerzijds reflectieve vaardigheden leren, anderzijds het werken aan oplossingen voor situaties die zich tijdens je coschap voordeden.
Een portfolio is een verzameling documenten waarin je beschrijft wat je kunt en hoe je jezelf verder wilt ontwikkelen. Het is een instrument om je meer bewust te laten zijn van wat je leert, daar op een systematische manier op terug te kijken en verantwoordelijkheid te nemen voor je eigen leerproces. Je eigen persoonlijke leerdoelen staan hierin dus centraal en hebben betrekking op de disciplineoverstijgende CanMEDS rollen (alle rollen behalve de Medisch Deskundige). Je eigen ervaringen tijdens het coschap en de verkregen feedback kunnen je helpen bij het formuleren van leerdoelen en analyseren van je leergedrag. Ook wordt het portofolio gebruikt om de vaardigheid ‘reflecteren’ (onderdeel van de CanMEDS rol ‘Academicus’) te beoordelen.
In het portfolio moeten de volgende leerdoelen zichtbaar worden:
De coassistent analyseert zijn/haar eigen gedrag tijdens de coschappen, destilleert daar sterke punten en verbeterpunten uit en maakt op basis daarvan een plan voor de toekomst.
De coassistent herkent hoe zijn/haar eigen overtuigingen en gedrag invloed hebben op de ontwikkeling van de zeven CanMeds competenties.
Meer informatie over het portfolio vind je hier.
Over de coschappen heen word je begeleid door je mentor. Tijdens de master wordt er driemaal een individueel gesprek met je vaste mentor gepland. Tevens dien je een zelf een vierde en laatste gesprek te plannen voorafgaand aan je oudste coschap. Deze gesprekken worden door jou als coassistent voorbereid. Indien nodig vinden er meer gesprekken plaats.
De mentor gaat coachend te werk. Dat wil zeggen dat de mentor je begeleidt bij het vergroten van je zelfinzicht, je aanmoedigt om persoonlijke leerdoelen te formuleren en je stimuleert om actie te ondernemen om je eigen doelen te bereiken in jouw ontwikkeling tot basisarts. Deze gesprekken zijn coschap-overstijgend en gaan over jouw ontwikkeling in het algemeen. Om je daarbij op weg te helpen wordt in het mentoraat gewerkt met intervisiebijeenkomsten, individuele mentorgesprekken en een portfolio bestaande verschillende opdrachten. Bekijk ook de Canvaspagina van de leerlijn PO voor meer informatie.
Alle informatie die de coassistent de mentor toevertrouwt, wordt strikt vertrouwelijk door de mentor behandeld. De mentor houdt zich aan de gedragscode van de Landelijke Vereniging voor Studieadviseurs (behoudens artikel 7 en 8), zie: http://www.lvsa.nl/.
Voor vragen of opmerkingen kun je altijd mailen naar de PO-coördinatoren Hester van Eeren en Vincent Kleinrensink.
Meer informatie over het mentoraat vind je hier.
Lijncoördinator(en)
De gezondheidszorg en het medische beroep zijn in de afgelopen jaren flink veranderd. Er is bij de populatie bijvoorbeeld sprake van een toename van chronische ziekten en co-morbiditeit bij steeds ouder wordende patiënten. Er is een toenemende complexiteit en specialisatie in de zorg en een toegenomen diversiteit aan zorgverleners. Daarbij is de zorg technologischer en kennisintensiever geworden. Ook de rol van patiënten is steeds meer veranderd van het passief ontvangen van zorg naar het actief meebeslissen en voeren van de eigen regie.
Omdat er vele ontwikkelingen zijn geweest en er in de toekomst veel in de zorg en het medisch beroep zal blijven veranderen moet de opleiding geneeskunde zo zijn ingericht dat toekomstige artsen goed worden voorbereid op werken in de snel veranderende gezondheidszorg. Daarbij is het van belang dat artsen ook kunnen zorgdragen voor een houdbaar gezondheidszorgsysteem in de toekomst. Teamwork, een effectieve samenwerking tussen artsen onderling, tussen artsen en andere zorgverleners en tussen artsen en de patiënt en zijn/haar familie en omgeving, staat hierbij centraal.
Het Erasmus MC heeft dan ook de ambitie om basisartsen op te leiden die onderscheidend zijn als teamspelers, die effectief kunnen samenwerken om optimale (kwalitatief hoogwaardige, veilige en doelmatige) zorg te kunnen leveren in samenspraak met de patiënt en preventie in de praktijk te laten slagen. In het curriculum wordt er nu meer aandacht besteed aan (interprofessioneel) samenwerken, veiligheid, kwaliteit en doelmatigheid van zorg, patiëntgerichte zorg, preventie en een populatiegerichte benadering van ziekte en gezondheid. Het onderwijs, dat hiervoor is ontwikkeld, valt onder de lijn Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie (SOZP).
Dit onderwijs biedt de gelegenheid je optimaal te kunnen ontwikkelen in de competenties behorend bij de CanMEDS-rollen Samenwerker, Organisator en Gezondheidsbevorderaar en op het gebied van de Erasmusarts eindtermen, die vallen onder de clusters Klinische en beroepsgebonden vaardigheden en Maatschappelijke verantwoordelijkheid: zorgvisie en preventie.
De lijn SOZP bestaat uit twee aandachtsgebieden:
Samenwerken en Veiligheid (SV).
Dit aandachtsgebied beslaat onder andere de onderwerpen (interprofessioneel) samenwerken, kwaliteit en veiligheid van zorg, patiëntgerichtheid en shared decision-making.
Zorgvisie en Preventie (ZP).
Dit aandachtsgebied beslaat onder andere de onderwerpen kostenbewustzijn en doelmatigheid, preventie en sociale geneeskunde.
Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie is de benaming van de lijn van al het onderwijs dat gaat over Samenwerken en Veiligheid (SV) en Zorgvisie en Preventie (ZP) en loopt door het hele (bachelor en) master curriculum heen. Op meerdere momenten in de Master is er onderwijs op het gebied van interprofessioneel samenwerken, shared decision making, patiëntgerichtheid en patiëntveiligheid. Er wordt in het onderwijs aandacht besteed aan kostenbewustzijn, dilemma’s bij dure behandelingen en leefstijlverandering in diverse contexten. Ook zijn er e-learning modules ontwikkeld over werk en gezondheid, preventie, screening, voorlichting, jeugdgezondheidszorg, forensische geneeskunde en het functioneren na ziekte.
Tijdens de hele coschapperiode worden SOZP opdrachten uitgevoerd, waarin patiënten worden gevolgd na hun ontslag uit het ziekenhuis, een wijkdiagnose wordt gesteld en wordt nagedacht over kwaliteitsverbeteringen in de zorg. Als sluitstuk van de leerlijn komen interprofessionele samenwerking buiten het ziekenhuis en sociale geneeskunde in de volle breedte vervolgens ook uitgebreid aan de orde tijdens het nieuwe extramurale coschap (9 weken) en de hieraan voorafgaande onderwijsperiode (4 weken).
De opleiding Geneeskunde leidt basisartsen op waarvan het profiel is beschreven in het Raamplan 2009. De lijn biedt de gelegenheid tot het ontwikkelen in de CanMEDs competenties Samenwerker, Organisator en Gezondheidsbevorderaar.
Voor de Erasmusarts eindtermen zijn dit:
Klinische en beroepsgebonden vaardigheden:
Een Erasmusarts informeert en adviseert zijn patiënt over zijn gezondheids-toestand en bepaalt samen met patiënt over het verdere zorgtraject (shared decision-making).
Een Erasmusarts kan samenwerken met mensen binnen en buiten de eigen discipline.
Een Erasmusarts kan zijn eigen werkzaamheden prioriteren en plannen.
Maatschappelijke verantwoordelijkheid: zorgvisie en preventie:
Een Erasmusarts draagt actief bij aan verbeteringen van de kwaliteit, veiligheid en doelmatigheid van de gezondheidszorg en maatschappelijke opvang.
Een Erasmusarts kan risicovolle determinanten herkennen en naar aanleiding daarvan adequaat handelen op zowel individueel, groeps- en maatschappelijk niveau.
Een Erasmusarts kan handelen binnen een veranderend zorglandschap op basis van een onderbouwde positie over ethische aspecten van wetenschappelijke, technologische, en maatschappelijke ontwikkelingen.
In de master wordt de gelegenheid geboden tot de ontwikkeling van boven-genoemde competentie van het begin niveau van de master, niveau III tot het eindniveau zoals per competentie in het Raamplan is aangegeven.
Toelichting van de in het Raamplan beschreven niveaus
De student voert de in de competenties van de arts omschreven professionele activiteiten adequaat* uit in specifiek daartoe ingerichte opleidingssituaties en/of gesimuleerde beroepssituaties.
De student voert de in de competenties van de arts omschreven professionele activiteiten met voorafgaande casusspecifieke instructie en intensieve begeleiding door een ervaren beroepsbeoefenaar, in een authentieke beroepssituatie adequaat* uit.
De student voert de in de competenties van de arts omschreven professionele activiteiten in een authentieke beroepssituatie zelfstandig adequaat* uit. Een ervaren beroepsbeoefenaar is op afroep door de student direct beschikbaar en geeft steeds achteraf supervisie.
Het onderwijs van de lijn SOZP loopt door het hele mastercurriculum heen.
De lijn SOZP is opgebouwd uit onderwijs dat plaatsvindt tijdens de onderwijsblokken.
Het onderwijs in SOZP bestaat in de Master uit:
Interactieve werkcolleges
opdrachten
e-learning modules
VO-bijeenkomsten
Scenariotrainingen
De onderwijsonderdelen worden beschreven in de handleidingen van de betreffende onderwijsblokken.In paragraaf 2.3 staat een schematisch overzicht van de inhoud van alle onderwijsonderdelen.
Het onderwijs dat valt onder de lijn SOZP is:
Aandachts-gebied | Vorm | Titel |
Onderwijsblok Interne Geneeskunde | ||
SV | IWC | Introductie van twee opdrachten: Patiënt volgen en Verwonder en Verbeter |
SV | e-learning | Handhygiëne voor artsen |
ZP | e-learning | Gezondheidsrisico’s werknemers |
ZP | VO | De coassistent als werknemer |
Onderwijsblok Heelkunde | ||
SV | VO | Principes van CRM |
SV | VO | Infectiepreventie chirurgische ingrepen |
SV | e-learning | Veilig Incident Melden |
SV | VO | Omgaan met fouten |
ZP | e-learning | Politie en justitie in de spreekkamer |
ZP | VO | Politie en justitie in de spreekkamer |
ZP | e-learning | Screening in de praktijk |
Onderwijsblok Kindergeneeskunde - Gynaecologie & Verloskunde | ||
SV | VO | Principes van CRM 2 |
SV | VO | Patient and Family Centered Care |
ZP | e-learning | Vroege opsporing groei- en ontwikkelingsstoornissen JGZ |
ZP | e-learning | Voorlichting gezond zwanger |
Onderwijsblok Neurologie- Psychiatrie | ||
SV | VO | Bespreking Opdracht Patiënt Volgen - 1e patiënt |
ZP | VO | Shared Decison Making |
ZP | e-learning | Functioneren na/bij ziekte |
Onderwijsblok en Terugkomdagen Huisartsgeneeskunde- Sociale Geneeskunde | ||
SV | VO | Serious game Team Up |
ZP | VO | Sociale autopsie en wijkanalyse |
ZP | e-learning | Doelmatigheid van zorg |
ZP | VO | Beleid en bestuur |
ZP | VO | Beroepsgeheim en tuchtrecht |
SV | VO | CRM 3: Transmurale samenwerking |
SV | Toets | Toets: Interprofessionele Samenwerking |
ZP | Toets | Eindbespreking Patiënt volgen - 2e patiënt |
ZP | Toets | Wijkdiagnose + preventieplan |
Bij alle VO-bijeenkomsten in de SOZP-lijn is deelname verplicht. Bij verplichte onderdelen mogen er géén bijeenkomsten gemist worden en ben je er zelf verantwoordelijk voor dat jouw aanwezigheid geregistreerd wordt.
Verhindering geef je zo snel mogelijk (vóór of uiterlijk op de dag van de bijeenkomst) per e-mail door via sozp.master@erasmusmc.nl.
Indien je ruilt met een student uit een andere studiegroep kun je dit ook doorgeven via sozp.master@erasmusmc.nl.
Tijdens het SOZP-onderwijs wordt vanzelfsprekend professioneel gedrag van je verwacht. In de bijlage van de studentenhandleiding Professionele Ontwikkeling staat het formulier ‘Waarderen Professionaliteit’, waarin staat welk professioneel gedrag er van je verwacht wordt in al het onderwijs van de opleiding (link).
In de Onderwijs- en examenregeling staat het volgende vermeld:
Beoordeling Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie (3 ECTS)
De lijn Samenwerken voor Optimale Zorg en Preventie (SOZP) bestaat uit de onderwijsonderdelen Samenwerken en Veiligheid en het onderdeel Zorgvisie en Preventie.
Voor ieder onderdeel van de lijn SOZP geldt een aanwezigheids- en participatieverplichting. De participatieverplichting houdt in, dat de student actief participeert in de groep, zich voorbereidt op de bijeenkomsten en de opdrachten, inclusief het eindwerk SOZP, met een voldoende resultaat afrondt.
Wanneer de aanwezigheids- en/of participatieverplichting onvoldoende is, beslist de coördinator van de lijn SOZP op welke manier alsnog een voldoende beoordeling verkregen kan worden.
Voorwaarde voor het verkrijgen van de ECTS voor de lijn SOZP is, dat de student voldaan heeft aan zijn aanwezigheids- en participatie-verplichting.
Meer informatie over de lijn SOZP staat beschreven in de handleiding van dit onderwijs.
Voor algemene vragen over onderwijs, studieschema’s, roosters en behaalde studiepunten kun je terecht bij het OSC (Onderwijs Service Centrum). Communicatie gaat via Osiris, Sin-Online en Canvas: het is belangrijk om je op tijd te abonneren op de betreffende channels.
Voor logistieke zaken (afwezigheid, inhalen, opdrachten inleveren etc) kun je terecht bij het Onderwijsbureau MGZ via sozp.master@erasmusmc.nl.
Voor inhoudelijke vragen over het SOZP-onderwijs kun je terecht bij de coördinatoren of via sozp.master@erasmusmc.nl.
Overzicht 2. Contactgegevens
Functie | Naam | Opleiding | |
Onderwijsbureau MGZ | C.T.M. Verduijn-Persoon | ||
Voorzitter SOZP | Dr. E.F. van Beeck | Arts Maatschappij en Gezondheid | |
Coördinator SOZP-SV-SW | Dr. E.S. van Eijk | Wetenschappelijk docent MPP | |
Coördinator SOZP-SV | Dr. V. Erasmus | Wetenschappelijk docent MGZ | |
Coördinator SOZP-ZP | Dr. S.J. Otto | Wetenschappelijk docent MGZ | |
Secretariaat SOZP-SV-SW | M.O. Gesser |
Coördinator
Dit vaardigheidsonderwijs bestaat uit 10 sessies van 2 uur die verspreid over de themaweken worden gegeven. De A-sessies (1 t/m 5) zijn op dinsdag en de B-sessies (6 t/m 10) op donderdag. Raadpleeg het rooster voor de indeling.
Coördinator
Tijdens de bedside teaching wordt jouw kennis vertaald naar de praktijk en worden vaardigheden geoefend, onder het toeziend oog van een psychiater. Elke studiegroep heeft gedurende vier weken een vaste docent. Ter voorbereiding op de bedside teaching moet je één of meer e-ZO’s met opdrachten maken. De opdrachten en eventuele vragen die je nog hebt worden bij aanvang van de bedside teaching besproken. De leerstof wordt bekend verondersteld en zal niet worden herhaald.
Daarna neemt één student een psychiatrische anamnese af bij een patiënt uit de kliniek. Tegelijkertijd vindt het psychiatrisch onderzoek plaats. Anamnese en onderzoek hoeven niet perfect uitgevoerd te worden; je volgt dit onderwijs per slot van rekening om te leren. De overige studenten kijken mee, stellen eventueel aanvullende vragen en stellen na het gesprek een status mentalis op. Vervolgens wordt alle informatie uit de psychiatrische anamnese en het psychiatrisch onderzoek geordend en gewogen om tot een (differentiële) diagnose te komen. Ook gespreksvaardigheden zullen aan bod komen.
Als je dit vaardigheidsonderwijs hebt gevolgd kun je:
zelfstandig een psychiatrische anamnese afnemen, een psychiatrisch onderzoek uitvoeren en de status mentalis beschrijven van een patiënt;
zelfstandig informatie uit de psychiatrische anamnese en het psychiatrisch onderzoek ordenen en wegen om tot een tot een (differentiële) diagnose te komen
De status mentalis is de systematische weergave van alle informatie over de objectieve en subjectieve symptomen van de actuele ziekte-episode van de patiënt, zoals verkregen bij anamnese, exploratie, observatie en testen. Bij het beschrijven van de status mentalis wordt begonnen met de ‘eerste indrukken’, waarna de drie hoofdgroepen van psychische functies volgen, namelijk de cognitieve, affectieve en conatieve functies. Per hoofdgroep worden de psychische functies in detail beschreven.
Overzicht status mentalis
Hoofdgroepen | Subgroepen | Psychische functies |
Eerste indrukken |
| Uiterlijk |
Contact en oogcontact | ||
Houding en klachtenweergave | ||
Gevoelens opgewekt bij onderzoeker | ||
Cognitieve functies | Bewustzijn, aandacht, oriëntatie | Bewustzijn |
Aandacht en concentratie | ||
Oriëntatie in tijd, plaats en persoon | ||
Geheugen | Inprenting | |
Korte- en langetermijngeheugen | ||
Intellectuele functies | Oordeelsvermogen: realiteitsbesef, zelfinschatting, normbesef, decorumbesef | |
Ziektebesef en -inzicht | ||
Abstractievermogen | ||
Executieve functies | ||
Geschatte intelligentie Taal | ||
Waarnemen | Waarneming | |
Zelfwaarneming | ||
Denken | Vorm: tempo en samenhang | |
Inhoud | ||
Affectieve functies | Stemming en affect | Stemming |
Affect | ||
Somatische klachten en verschijnselen | Somatische symptomen van stemmingsstoornissen Somatische angstequivalenten | |
Pseudoneurologische symptomen | ||
Overige somatisch niet (geheel) verklaarde symptomen | ||
Conatieve functies | Psychomotoriek | Algemeen |
Mimiek, gestiek en gang | ||
Spraak | ||
Motivatie en gedrag | Motivatie en gedrag |
Uitgebreide beschrijving status mentalis: Zie leerboek Psychiatrie bladzijde 40 t/m 46 voor een tabel waarin per psychische functie voorbeelden worden gegeven van klachten of verschijnselen die bij exploratie, observatie en testen naar voren kunnen komen. In de derde kolom van deze tabel staat hoe deze klachten of verschijnselen in de status mentalis moet worden genoteerd.
Coördinator
Het pathologie-onderwijs in de master geneeskunde heeft als doel de toekomstige arts kennis te laten maken met het vak van klinisch patholoog en op de hoogte te brengen van de mogelijkheden en beperkingen van de verschillende soorten diagnostiek, verricht op de afdeling pathologie.
Het betreft cytologische puncties, biopten, resecties en obducties. Hierdoor wordt duidelijk wat nodig is voor een dergelijk onderzoek en wat wel en niet verwacht kan worden van de uitslag. Omdat bij bijna alle medisch specialismen wel eens histologisch of cytologisch onderzoek kan worden verricht, wordt de student gevraagd, gedurende het klinische deel van de master, bij 3 van de 4 onderzoeken een patiënt te volgen bij de ingreep. Vervolgens wordt de student gevraagd ergens in het proces (macroscopie, microscopie, schouwing) contact te hebben met de patholoog om te zien hoe deze tot een beoordeling komt. Als bewijs hiervan moet de student een hiervoor ontwikkeld formulier downloaden uit Canvas, dit invullen en door de patholoog laten ondertekenen. Vervolgens dient hij het ondertekende formulier te uploaden (via Scorion). Bij het uploaden moeten daarbij nog enkele korte vragen worden beantwoord.
Daarnaast is een leeromgeving ontwikkeld met achtergrondinformatie in de vorm van een e-module en literatuur. In masterthema “Inwendige geneeskunde” wordt deze module geïntroduceerd middels een interactief hoorcollege. In masterthema “Huisartsgeneeskunde en Sociale geneeskunde” zullen de opgedane ervaringen in een symposium/werkgroepachtige werkvorm worden uitgewisseld.
Coördinator
Er is gedegen deskundigheid nodig om geneesmiddelen optimaal in te zetten bij de behandeling van patiënten. Om die reden is over vrijwel de gehele wereld het voorschrijven van geneesmiddelen voorbehouden aan artsen. In Nederland geeft het artsexamen en inschrijving in het BIG-register bevoegdheid tot het voorschrijven van geneesmiddelen. Het is zowel een individueel patiënten belang als een algemeen maatschappelijk belang dat artsen beschikken over de adequate kennis,vaardigheden en attitude om op de juiste wijze met deze bevoegdheid om te gaan.
Het primaire leerdoel van het onderwijs in de Farmacie / Praktische Farmacotherapie is dat u op correcte, rationele wijze individuele patiënten problemen kunt (helpen) oplossen met geneesmiddelen: waarom, wanneer en hoe dient geneesmiddelentherapie te worden toegepast bij patiënten. Hiervoor dient u op de eerste plaats inzicht te hebben in de aard van de ziekte / klacht en van de farmacologische mogelijkheden om deze in gunstige zin te beïnvloeden.
Hierbij maakt een arts impliciet een groot aantal keuzes zoals:
wel of geen geneesmiddel gebruiken
uit welke farmacologische groep
welke specifieke stof uit zo’n groep
welke toedieningswijze en/of toedieningsvorm heeft de voorkeur
in welke dosis en hoe vaak / hoe lang dient het middel te worden gebruikt
kunnen er complicaties in het spel komen zoals bijwerkingen, interacties, therapietrouw etc.
hoe en wanneer kan het effect van de voorgestelde therapie worden geëvalueerd
hoe dient de patiënt te worden geïnformeerd en gemotiveerd tot correct gebruik volgens gebruiksvoorschrift
hoe ziet het uiteindelijke recept er uit, dat leidt tot foutloze aflevering door de apotheek van het juiste geneesmiddel met de juiste gebruiksinstructies.
Het geneesmiddelenonderwijs loopt als een rode draad door alle onderwijsblokken heen, en globaal ziet het gehele geneesmiddelenonderwijs-programma er als volgt uit. Voor details verwijzen we je naar de mapjes van de specifieke onderwijsblokken.
RB farmacotherapie overview
VO Geneesmiddelen voorschrijven
ZO + IWC polyfarmacie
Elke week een pscribe opdracht
Elke week een geneesmiddel van de week
Formatieve toets geneesmiddelen voorschrijven (in pscribe)
E-module totale parenterale voeding
Pscribe opdracht antibiotica en antistolling rondom OK
IWC antibiotica en antistolling rondom OK
Pscribe opdracht postoperatieve pijnbestrijding
Weblecture medicatieveiligheid
VO medicatieveiligheid
Elke week een geneesmiddel van de week
Kinder/Gyn
E-module kinderdoseringen + nabespreking
Zwangerschap en geneesmiddelen
Elke week een geneesmiddel van de week
NEU/PSY
Medicatietrouw
Geneesmiddeleninteracties
Bloedspiegelbepalingen
Psychofarmacologie
Landelijke farmacotherapie eindtoets
Elke week een geneesmiddel van de week
HAG/SG
Beïnvloeding van voorschrijfgedrag
Elke week een geneesmiddel van de week
Eindtoets geneesmiddelen voorschrijven
Formatieve toets geneesmiddelen voorschrijven – tijdens onderwijsblok Heelkunde
Landelijke farmacotherapie eindtoets – tijdens onderwijsblok neurologie/psychiatrie
Eindtoets geneesmiddelen voorschrijven – tijdens onderwijsblok HAG/SG
Landelijke toets + Eindtoets gehaald = 1 ECTS
Meer informatie: Zie mapje “landelijke farmacotherapie eindtoets”, en zie slides “IWC farmacotherapie overview “ in mapje MAIG
Contact
Coördinator