2024 © Erasmus MC, Rotterdam. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.

Dit bestand is gepubliceerd op donderdag 3 oktober 2024 14:14.

Ba Geneeskunde / 2023- 2024 / Jaar 1 / Thema Ba1A / Deel Ba1A1 / Week Ba1A.1 / VO.1

VO.1

Botten, banden en gewrichten, deel 1 - Axiaal skelet en bekken

Verplicht onderwijs

3 SBU

Docent(en)

Toelichting

Beschrijving

Contact persoon: Jos van der Geest, kamer Ee14-77, email: j.vandergeest@erasmusmc.nl

Tijdens het vaardigheidsonderwijs Botten, Banden en Gewrichten (BBG) krijg je een overzicht van vrijwel alle botten van het menselijk lichaam, van de gewrichten die ze met elkaar vormen en van de belangrijkste banden die de integriteit van deze gewrichten waarborgen. Van een aantal structuren zullen de Nederlandse benamingen wel bekend zijn, maar zullen ze hier besproken worden met hun wetenschappelijke namen en in een functionele en/of medische context.

Bij het eerste VO Botten, Banden en Gewrichten (BBG1) staat het axiaal skelet centraal, bij het tweede VO (BBG2), volgende week, zullen de ledematen centraal staan. Beide VO’s worden zoveel mogelijk geïntegreerd aangeboden, dat wil zeggen: je bestudeert niet alleen de aanwezige botstukken, maar leert ook de betreffende onderdelen op afbeeldingen te herkennen en verricht daarnaast ook actief lichamelijk onderzoek aan je eigen lichaam. Ook zal kort ingegaan worden op het belang van kennis van botten en gewrichten bij het uitvoeren van lichamelijk onderzoek.

Het houdings- en bewegingsapparaat van de mens bepaalt in belangrijke mate onze uitwendige vorm. Het bestaat uit steunweefsel en dwarsgestreepte spieren; de spieren zijn aangehecht aan botstukken die daardoor ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. Hiertoe zijn deze botstukken via beweeglijke overgangen, de gewrichten, met elkaar verbonden. De bewegingsmogelijkheden worden vooral bepaald door de vorm van het gewricht, de aangehechte spieren en door gespecialiseerde bindweefselstructuren, de gewrichtsbanden. In deze serie van twee VO’s krijg je een overzicht van vrijwel alle botten (met uitzondering van de schedel), van de daarbij horende gewrichten en van de belangrijkste banden die de botstukken met elkaar verbinden.

Het is belangrijk dat deze termen zo snel mogelijk een onderdeel worden van je actieve woordgebruik als student geneeskunde. De ZO "Werken met woorden" helpt je daarbij al een eind op weg. Om dit proces verder te versnellen worden in deze VO vragen gesteld waardoor je gedwongen wordt, met behulp van de juiste terminologie, na te denken en met elkaar te overleggen over vorm en functie van deze structuren. In een relatief korte tijd krijg je dus een grote hoeveelheid informatie aangeboden. Een goede voorbereiding, maar ook een gedegen reflectie na afloop van het VO zal zeer belangrijk zijn.

Dit eerste VO bestaat uit de volgende onderdelen:

  1. een algemene inleiding;

  2. het bestuderen van het steunapparaat met behulp van botstukken, gewrichtspreparaten en atlas;

  3. een inleiding over de radiodiagnostiek met voorbeelden van het axiale skelet.

Leerdoelen

De student heeft een werkend begrip van de termen in de checklist van dit VO. Dit betekent dat de student deze termen op de juiste wijze moet kunnen toepassen bij het duiden en bespreken van het menselijk lichaam of van anatomische preparaten of afbeeldingen daarvan.

Voorbereiding

Maak de ZO Werken met Woorden alvorens aan dit VO deel te nemen;

  1. Lees van deze handleiding globaal de Toelichting en 2.1 (Het axiaal skelet - de botten, banden en gewrichten) door;

  2. Maak een lijst van de vetgedrukte termen die je onbekend voorkomen;

  3. Zoek, als de betekenis je volledig onbekend is, een afbeelding ervan op in Sobotta. Gebruik eventueel het register. Merk op dat de gebruikte termen in Sobotta, hoewel Engelstalig, toch over het algemeen de Latijnse terminologie volgen (in tegenstelling tot Gray’s Anatomy);

  4. Lees nogmaals dit onderdeel door en bedenk alvast een antwoord op een of meerdere van de bijbehorende vragen;

  5. Besteed aan de voorbereiding van dit VO niet meer dan 1 uur (exclusief het maken van het ZO Werken met Woorden);

  6. Belangrijk: Neem zowel je witte jas, deze handleiding, en het Sobotta deel: General anatomy and Muskuloskeletal system of een andere anatomische atlas mee naar dit VO!

Literatuur

Basisliteratuur

Lesinhoud

Het axiaal skelet

Het axiaal skelet vormt de as van het lichaam en bestaat uit cranium, columna vertebralis, sacrum, costae en sternum.

Bekijk de columna vertebralis in een skelet. Deze bestaat uit een groot aantal vertebrae (wervels) die tezamen een steungevende maar toch buigzame staaf vormen. Merk op dat deze niet recht is maar S-vormig gekromd.

    1. In welk vlak vinden de krommingen vooral plaats?

    2. Wat zou de functie kunnen zijn van deze krommingen?

    1. Welke delen van de wervelkolom vertonen een lordose (naar dorsaal ‘holle’ kromming) en welke een kyphose (naar dorsaal ‘bolle’ kromming)?

Overmatige lordose of kyphose van de wervelkolom geeft vaak aanleiding tot rugklachten.

    1. Waarom?

Een zijwaartse kromming (in het frontale vlak) wordt scoliose genoemd en geeft eveneens vaak aanleiding tot rugklachten.

  1. Ga na hoeveel cervicale, thoracale en lumbale wervels er normaliter aanwezig zijn.

Leg naast elkaar een cervicale, een thoracale en een lumbale wervel. Merk op dat iedere wervel bestaat uit een ventraal gelegen corpus en dorsaal hiervan de arcus (boog). Het geheel omsluit een ruimte die foramen vertebralis wordt genoemd. De foraminae vertebrali van alle wervels vormen tezamen het canalis vertebralis (wervelkanaal).

  1. Welke structuur bevindt zich in dit kanaal?

Merk op dat het corpus vertebrae naar caudaal toe in diameter toeneemt.

  1. Waarmee houdt dit verband?

De arcus vertebrae van alle wervels draagt een zevental uitsteeksels. Grootte en vorm van deze uitsteeksels zijn weliswaar sterk variabel, maar vertonen dezelfde basiskenmerken op cervicaal, thoracaal en lumbaal niveau.

  1. Identificeer bij een aantal wervels de:

    1. dwarsuitsteeksels (processus transversus: gepaard aanwezig)

    2. het doornuitsteeksel (processus spinosus)

    3. de gewrichtsuitsteeksels (processi articulares: twee paar aanwezig).

Bestudeer het dwarsuitsteeksel (processus transversus) van een echte thoracale wervel. Merk op dat dit aan de ventrale zijde een gewrichtsvlakje draagt.

  1. Waarvoor dient dit? Waarom is dit kenmerkend voor de thoracale wervels?

Kenmerkend voor het processus transversus van alle cervicale wervels is het foramen transversarium. Via deze doorgangen verloopt een belangrijke arterie die een deel van de hersenen van bloed voorziet (vasculariseert). Het processus transversus van de cervicale wervels ontstaat door een naadloze vergroeiing van het originele processus transversus met het bijbehorende en nauwelijks ontwikkelde ribstuk. Hierdoor ontstaat nog een andere karakteristiek van het aldus ontstane processus transversus van de halswervels.

  1. Welke?

Bekijk nu het dwarsuitsteeksel van een lumbale wervel.

  1. Op welke wijze is dit anders dan bij cervicale en thoracale wervels?

Bedenk dat ook hier een ribrudiment naadloos is vergroeid met het originele dwarsuitsteeksel. Vanwege het afgeplatte, rib-achtige karakter van het distale deel van dit uitsteeksel wordt het processus costalis genoemd. In de Engelstalige literatuur wordt echter meestal gewoon processus transversus gebruikt (zie bijv. Gray’s Anatomy).

Tussen de corpora van opeenvolgende wervels is een discus intervertebralis (tussenwervelschijf) gelegen. Deze schijfvormige kraakbenige structuur bestaat uit een vezelige buitenring met daarin een geleiachtige kern, de nucleus pulposus. Door deze specifieke structuur is hij enigszins vervormbaar, maar ook zeer drukbestendig.

  1. Waarom zijn deze twee eigenschappen belangrijk?

Voor bewegingen tussen twee opeenvolgende wervels zijn naast de discus intervertebralis ook de facetgewrichten van belang.

  1. Hoeveel van deze gewrichtjes zitten er in een wervelkolom?

De gewrichtvlakjes van de facetgewrichten zijn gelegen op de processi articulares superiores en inferiores. Bekijk de vorm van deze gewrichtvlakjes van cervicale, thoracale en lumbale wervels.

  1. Hoe hangt deze vorm samen met de beweeglijkheid tussen de wervels van deze delen van de wervelkolom? Benoem deze bewegingen voor de cervicale, thoracale en lumbale wervelkolom.

  2. Ga na in hoeverre er een verband is tussen de onderlinge beweeglijkheid van wervels en de vorm van het processus spinosus. Bedenk waarom een liquorpunctie (onttrekken van hersenvocht) of het geven van een 'ruggenprik' lumbaal wordt uitgevoerd? Wat is de optimale houding daarbij?

Bekijk een normale halswervel (cervicale wervel) en de bovenste twee halswervels, de atlas en de axis (draaier). Ga na in hoeverre corpus, arcus en de verschillende processus van elkaar verschillen. Let daarbij op de dens axis.

    1. Zijn er voor deze verschillen functionele achtergronden aan te wijzen?

    2. Waarom is bij deze bovenste halswervels het foramen vertebralis zo groot?

Bekijk een wervelkolom van losse onderdelen. Merk op dat deze geen enkele stevigheid bezit. De integriteit van de kolom wordt in het lichaam vooral gewaarborgd door de ligamenten die voor en achterlangs de wervellichamen lopen en die (deels) ook aanhechten aan tussenwervelschijven.

Bekijk de wervelkolom van een skelet lateraal. Merk op dat tussen de wervels een gepaarde doorgang aanwezig is: het foramen intervertebrale.

  1. Welke structuren passeren deze doorgangen?

  2. Bedenk op welke plaatsen spieren aan zouden kunnen hechten om flexie, extensie, lateroflexie en rotatie van de wervelkolom mogelijk te maken.

Behalve uit thoracale wervels wordt de borstkas (thorax) gevormd door costae (ribben) en sternum (borstbeen). De ribben zijn beweeglijk (middels gewrichten) verbonden met de wervels. De verbinding tussen costae en sternum bestaat uit vezelig kraakbeen.

  1. Geldt dit voor alle ribben? Controleer dit in je atlas.

Bestudeer een rib (costa). Merk op dat deze bestaat uit een capitulum (kopje), collum, tuberculum en corpus. Op zowel het capitulum als het tuberculum costae is een gewrichtsvlakje te vinden. Pas een rib aan een thoracale wervel. Let op dat de afgeronde zijde van het corpus naar craniaal wijst.

  1. Welke beweging vindt plaats tussen wervel en rib?

Bekijk het sternum op een skelet of in je atlas. Merk op dat dit uit drie delen bestaat, het manubrium (handvat), het corpus sterni (lichaam) en het processus xiphoideus (zwaardvormig uitsteeksel). Dit laatste deel is in principe nog van kraakbeen, maar kan later verbenen. Het manubrium bevat aan de craniale zijde een gladde insnijding, de incisura jugularis (palpeer deze bij je zelf).

  1. Met welke structuren maakt het manubrium een gewricht? En met welke het corpus sterni?

Merk op dat een aanzienlijk deel van de verbinding tussen rib en sternum uit kraakbeen bestaat.

  1. Welke verschillen zie je daarin?

  1. Verklaar nu de bewegingen van de thoraxwand bij inspiratie en expiratie tijdens het ademhalen.

Caudaal van de wervelkolom is het sacrum (heiligbeen) gelegen. Merk op dat dit botstuk in feite bestaat uit een vergroeiing van een aantal wervels (meestal 5). Centraal in het sacrum verloopt het canalis sacralis wat in feite een verlenging is van het canalis vertebralis.

    1. Op welke wijze is er in het sacrum een modificatie opgetreden van de foramina intervertebrali?

    2. Wat herken je van de ribben, dwarsuitsteeksels en doornuitsteeksels van de wervels die het sacrum vormen?

Het axiaal skelet: radiologie en lichamelijk onderzoek

Na het praktisch deel van dit VO zullen we bespreken waarom deze terminologie belangrijk is en hoe we die kunnen gebruiken bij het herkennen van botstukken in afbeeldingen van het lichaam of bij het onderzoek aan een lichaam. Een aantal principes van beeldvormende technieken zal kort worden besproken waarbij de nadruk zal liggen op de röntgenopnamen van botstructuren en gewrichten. Enkele pathologische voorbeelden die het axiale skelet betreffen zullen besproken worden waarbij gebruik gemaakt zal worden van door de radiologie gehanteerde nomenclatuur. Daarnaast staat een algemene inleiding op het programma over het doel en de techniek van het palperen. Een en ander zal worden geïllustreerd aan de hand van enkele makkelijk toegankelijke structuren van vooral het axiale skelet

Checklist VO Botten, banden en gewrichten, deel 1

A
B
C
D
E
F
I
K
L
M
N
O
P
R
S
T